Jub #1: 50 years ‘Daughters Of Darkness’ – Harry Kümel @ Voo?uit, Gent (20/10/2021)

Ondanks dat sommige aspirant-beleggers recent nog het advies deelden om goud momenteel links te laten liggen, kunnen bepaalde gouden jubileums nu eenmaal niet worden genegeerd en al zeker niet van dit kaliber waar zoals we in Cat Flap #8 konden vernemen, Condor Gruppe de originele soundtrack voor onder handen heeft genomen.

Zo mag Harry Kümel (°1940) niet alleen vijf kaarsen uitblazen voor zijn cultklassieker DAUGHTERS OF DARKNESS, die hij vervaardigde in het magnifieke bouwjaar 1971, maar werd hij verleden week voor de tweede maal geëerd met ditmaal de prestigieuze lifetime achievement Joseph Plateau Award op de 48ste editie van het Film Fest Gent. Niet moeilijk, want ondanks dat Harry blijft volhouden dat het grootste deel van zijn karige budget werd gespendeerd aan de garderobe van Delphine Seyrig (1932-1990) – en daarmee in verhouding tot de gangbare blockbusters DAUGHTERS OF DARKNESS amper iets heeft gekost – werd zijn magnum opus uitgebracht in meer dan zeventig landen. Tot op heden mag DAUGHTERS OF DARKNESS dan ook het grootste internationale succes uit de Belgische filmgeschiedenis worden genoemd. Misschien doelde hij op zijn eigen ster op de Walk of Fame in Oostende dat hij zelf moest afvegen in 2018, but without a doubt: hip hip huray for the master!!!

First things first: als er nu één Belgische regisseur niet mag klagen over verkregen appreciatie voor zijn baanbrekend werk van vijf decennia geleden, dan zal het wel de ondertussen 81-jarige Harry Kümel zijn. Ondanks dat DAUGHTERS OF DARKNESS (a.k.a. DORST NAAR BLOED/LES LEVRES ROUGES) lange tijd zelfs niet in België te verkrijgen was, vertoeft vanwege diens succes de in datzelfde bouwjaar meesterlijk ingeblikte MALPERTUIS (1971) wat in de schaduw van zijn grote broer en daar kon zelfs de participatie van Oscar Wilde helaas niets aan veranderen. (Nochtans een dikke aanrader, nvdr.)

Second things second: zoals U in het voorgaande interview met Vanessa Morgan – dat U terugvindt op Creative Inertia #6 – al kon lezen, stond het in ronddwalend bloed geschreven dat DAUGHTERS OF DARKNESS absoluut niet kon ontbreken in haar tweede filmboek: STRANGE BLOOD: 71 ESSAYS ON OFFBEAT AND UNDERRATED VAMPIRE MOVIES (2019). Dit was dan ook een nieuwe uitgelezen kans voor regisseur Steve de Roover om Harry Kümel nogmaals te bewieroken zoveel hij kan, want specifiek DAUGHTERS OF DARKNESS was de rechtstreekse aanleiding voor zijn in 2017 door Zeno-pictures uitgegeven documentaire: FORGOTTEN SCARES: AN IN-DEPTH LOOK AT FLEMISH HORROR CINEMA. (And if I may add, a must have for any moviegeek, nvdr!) 

Het zegt enorm veel over het fact-check niveau van onze vakpers, maar zo doorprikt FORGOTTEN SCARES onmiddellijk de mythe dat WELP (2014) van Jonas Govaerts de eerste Vlaamse horrorfilm zou zijn. (Met alle respect overigens, want naar eigen zeggen van deze evenzeer Belgische regisseur zou WELP wel de eerste Vlaams gesproken horrorfilm zijn, maar Jonas verbaast zich wel degelijk over het feit dat zelfs onze eigen generatie bizar genoeg nog nooit van Harry Kümel heeft gehoord.)

Maar laten we beginnen met het begin, want DAUGHTHERS OF DARKNESS kwam echt niet zomaar uit het graf gekropen. O integendeel! Denk daarom aub even met me mee.

Het zal de jeugdige nieuwkomers misschien enigszins verbazen, maar hopelijk is het besef er toch dat het pas sinds begin jaren tachtig van de vorige eeuw was dat – dankzij de introductie van het Nederlandse EUnet – het nu volledig ingeburgerde internet in Europa kon beginnen ademen. Daarom klinkt het anno 2021 misschien bevreemdend dat men zich in die tijd effectief tot al dan niet universiteitsbibliotheken, boekenwinkels, films, documentaires of krantenkiosken diende te wenden om aan enige accurate informatie te komen. Van gevorderde sciencefiction tools als zoekmachines of providers durfden zelfs de alienpiloten uit de UFO’s in Roswell niet te dromen.

Na een aantal documentaires, televisieprogramma’s, shorts en menig regisseerwerk voor anderen, bracht Harry in 1969 MONSIEUR HAWARDEN uit. Geheel onverwacht wist zijn eerste zwart/wit langspeler zowat de gehele filmwereld bij de keel te grijpen, met als resultaat dat de gewezen filmdocent tot the next big boy in town werd gebombardeerd. Ondanks het ontbreken van een concreet plan, werd Harry pardoef door verschillende producenten benaderd om met hen in zee te gaan op zoek naar iets zijn stijl. Kan het nog vager? Maar de verbouwereerde regisseur besloot hier alsnog op in te gaan.

Op zoek naar inspiratie voor dat ijle iets, kocht Harry ten lange leste een aantal historische magazines in een krantenkiosk en leerde daardoor een wel heel bijzondere dame kennen: namelijk Erszébet Báthory de Esced, ofte Elizabeth Báthory (1560-1614).   

Nu staan de bibliotheken vol met historische boeken over hoe talloze edelvrouwen, koninginnen of zelfs keizerinnen zich een weg naar de top baanden door enerzijds hun manipulatieve trucjes uit te bouwen via bedwelmende nocturale bed-activiteiten met hun machtige hofhouding, maar als dat niet het gewenste resultaat opleverde werd alles wat in hun weg stond simpelweg geëlimineerd. Bekend als de meest meedogenloze vrouw uit de Italiaanse renaissance spande Lucrezia Borgia – alsook Catherine ‘Black Widow’ de Medici – waarschijnlijk wel de kroon als ultieme gifmengster, maar ook Engeland moest niet onderdoen met Mary Tudor, die in een later stadium haar bijnaam Bloody Mary tot een verpersoonlijkte cocktail verhief. In het nochtans verfijnde oude China wist keizerin Wu dan weer de fluwelen kunst der liquidatie tot een volgend level op te liften. Toegegeven, in meer moderne tijden deed met name Ranavalona I in Madagascar het nog veel beter, om maar een paar edelvrouwen op te noemen. 

Ondanks dat er in de Westerse Wereld weinig bekend was over waar dit pure kwaad juist vandaan kwam, was er in de 16de eeuw echter nog één vrouw die elke verbeelding tartte. Een vrouw gespeend van enig medeleven deed de onmenselijke folteringen die de christelijke inquisiteurs zich – bedoeld om zogenaamde goddelozen te straffen –  konden toe-eigenen middels een pauselijke bul die in 1243 door Paus Innocentius IV werd uitgevaardigd, verbleken tot een theekransje met de weduwen van leden van de dorpsraad. Met een huifkar aan fantasie zou men zelfs kunnen spreken van religieuze motieven, maar dan wel van het soort die enkel tot het extreme gebed van Gravin Báthory behoorden. Bizar genoeg was het net dat uiterst wankel moreel kompas dat als rechtvaardiging werd gehanteerd om elk humaan recht zodanig met de voeten te treden dat haar ongeziene wreedheid zelfs decennialang binnen de deuren van haar kasteel in Roemenië opgesloten bleef.

Met tot op heden de duurste Balkan/UK film ooit, trachtte regisseur Juraj Jukabisko via zijn levenswerk BATHORY (2008) al die historische bewijslast in een meer accuraat perspectief te gieten, maar niettemin groeide Elizabeth Báthory met haar uitgesproken honger naar maagdelijk bloed uit tot één van de meest gevreesde en tegelijkertijd verafschuwde vrouwen op de planeet en verkreeg zij de geuzennaam Gravin Dracula. Verschillende via overlevering doorgegeven verhalen bevatten uiteenlopende cijfers, maar op het officiële rapport wordt de Bloed-Gravin beschuldigd voor het martelen, vermoorden en het uitvoeren van vampirisme op 30 tot 2000 jonge maagden, om permanent haar begeerde verjongingskuur te kunnen garanderen. De Gravin heeft er in ieder geval het World Guinness Book of Records mee gehaald, als meest volhardende vrouwelijke seriemoordenaar op het Westelijk Halfrond.

Ten spijt van al die al dan niet bewezen gruweldaden vertoefde Gravin Báthory dus lange tijd in de marge, maar dat wil niet zeggen dat haar bloedige legende niet zou opgepikt worden in de moderne popcultuur. Zo zullen metal fans van het eerste uur hoogst waarschijnlijk vertrouwd zijn met ‘Countess Báthory’, dat Venom als ode op hun klassieker BLACK METAL (1982) uitbracht, maar evenzo Marduk, Kamelot, Cradle Of Filth, Viper Kiss, Tormentor en Ghost lieten Gravin Dracula niet zomaar passeren. Of wat te zeggen van drone masters Sun((O)), of uiteraard de Zweedse Viking-metal pionier Tomas ‘Quorthon’ Forsberg, die met zijn bijwijlen eenmansband Bathory niet veel aan de verbeelding overliet.

Wel opmerkelijk is dat men met zulke afgrijslijke legendes in de portefeuille zou vermoeden dat de filmwereld dit godsgeschenk tot op het bot zou uitmelken, maar niets is minder waar. Integendeel! Het heeft zelfs tot 1971 geduurd vooraleer het Britse Hammer Productions zich met COUNTESS BATHORY aan de verfilming van deze gruweldaden waagde.

Uiteraard schrok de lokale filmwereld zich een bultje toen onze Belgische regisseur bekend maakte dat hij – godbetert – een nogal ambitieuze vampierenfilm zou willen maken. Kümel vond het verhaal van Gravin Báthory echter zo inspirerend dat hij in essentie zijn script reeds had gevonden.

Nu lijkt dit in deze razendsnelle internettijden evident, maar destijds hoogstwaarschijnlijk onwetend van elkaar begon dus naast Hammer Studios, ook Harry Kümel aan zijn bovengenoemde DAUGHTERS OF DARKNESS te sleutelen, dat ondanks alle logistieke, productionele, filmische culminerende kemels uitgroeide tot een ware cultklassieker. Wie dus dacht dat men perse naar Transsylvanië moet reizen om ene bloedzuigende Dracula aan het werk te zien, heeft zich nog niet gewenteld in het filmisch meesterwerk van Harry Kümel. De horrorfilm die uiteindelijk geen horror is. Deze Belgische cultregisseur verkoos namelijk de koningin-der-badsteden als scene of the crime voor zijn nu als allereerste Vlaamse horrorfilm verheven en wereldwijd als cultfilm beschouwde DAUGHTERS OF DARKNESS.

Opgelet, ondanks dat hij zijn protagonist had gevonden in de klasse-actrice Delphine Seyrig, verliepen dingen niet zonder slag of stoot. Men zou eerder kunnen spreken van een productionele nachtmerrie. Het begon al met het feit dat een kostuumdrama veel te duur zou uitvallen, zeker in een land waar hoegenaamd geen horrorcultuur leeft.

Hoe kan het ook anders, maar net zoals andere van de norm afwijkende  films uit dat tijdperk werd ook deze feature film zonder enige Belgische subsidies gemaakt. Zoals scenarist en producent Pierre Drouet stipuleert in FORGOTTEN SCARES, was het destijds uitzonderlijk om via zo’n internationale coproductie te werken. Vele van deze productiehuizen zijn ondertussen opgedoekt, maar kwamen naast België ook uit Frankrijk, Canada en West-Duitsland. 

Volgens Kümel (hierboven vereeuwigd door Gilles Vranckx) financierde zelfs de USA mee en dit verklaart de voor die tijd ongewone internationale cast. Met die nuance dat dit in de jaren 1970 effectief een fors bedrag vertegenwoordigde, was Drouet reeds in zijn nopjes met zijn via tax-shelter verkregen 50.000$. Het werd pas jaren later op een andere productionele vergadering in New York duidelijk dat dit in werkelijkheid 900.000$ bedroeg. Waar die resterende 850.000$ is gebleven, blijft tot op vandaag de dag een mysterie.

Hoewel in eerste instantie Malcolm McDowell (‘Alex Delarge’ uit A CLOCKWORK ORANGE van Stanley Kubrick, eveneens uit 1971) op de verlanglijst stond als hoofdpersonage. McDowell smeet echter het script naar Harry’s hoofd met het verwijt dat hij niet aan pornografie wilde meewerken, maar dat was waarschijnlijk zonder rekening te houden met Tinto Brass zijn schandaal-/cultfilm CALIGULA (1979).

In plaats daarvan moest er vrede genomen worden met John Karlen, (bruidegom Stefan) die er misschien op foto wel twintig uitzag maar in real life waarschijnlijk al was verworden until twice-his-age. Het stel werd aangevuld door de Canadese softpornoactrice Danielle Ouiment (bruid Valerie), maar dat klikte voor geen millimeter met Harry, wat natuurlijk niet bevorderlijk is voor de algemene sfeer. Zo bleek ook in dat pre-#metoo tijdperk dat leugens en laster zeer gevaarlijke wapens konden zijn in filmland, zeker met de toenmalige sexbom uit Frans-sprekend Canada.  

Maar dit waren maar enkele van de problemen. Nu zou men denken dat Engels de meest voor de hand liggende voertaal zou zijn met een internationale cast, maar ook dat bleek helemaal niet zo evident te zijn. Zo moest de Duitse acteur Paul Esser een hotelbediende spelen, maar was hij verplicht dit personage – hoewel technisch perfect – volledig fonetisch te vertolken. Trouwens net als de eveneens Duitse ravissante Andrea Rau (°1947), die opdraaft als de assistente van Delphine Seyrig (1932-1990).

En dat was op zich ook al een verhaal apart, want Delphine had zelf al een waslijst aan Europese cultfilms op haar conto gebeiteld. Denk maar aan Luis Buñuel zijn LA VIE LACTEA (1969), Jaques Demys PEAU D’ANE (1970), Alain Resnais’ L’ANNEE DERNIERE A MARIENBAD (1961), François Truffauts BAISERS ROLES (1968) of Chantal Akkermans klassieker JEANNE DIELMAN, 23 QUAI DU COMMERCE, 1080 BRUSSEL (1975). Resnais zei zelfs dat ze niet voor zijn film in de geschiedenis zal belanden, maar wel voor Harry’s magnum opus.

De samenwerking werd overigens verbazingwekkend snel verzegeld. Het had niet meer nodig dan een gesprek van een tweetal uur in Delphines appartement in Parijs, waar werd overeengekomen dat Delphine haar eigen dialogen mocht schrijven. (Het was U in die grimmige, desolate, unheimliche sfeer wellicht al opgevallen dat er weinig tot geen figuranten voorkomen, nvdr.) Just like that werd de zaak beklonken en speelde één van de biggest stars of her generation in een kleinschalige Belgische genrefilm. 

Pompeuze decors zaten er ook al niet in, want oorsponkelijk wilde Kümel filmen in het Brusselse legendarische vijf-sterren art-deco hotel Métropole (1895), maar uiteindelijk weigerde deze de toegang (wat ze zich in tegenstelling tot hotel Astoria, nadien wel hebben beklaagd). Gelukkig zag Kümel er geen graten in om Gravin Elizabeth Báthory in een desolaat hotel van de jaren zeventig aan de kust van Oostende (Thermae Palace) te laten arriveren. Dit hotel bleek in die wintertijd eerst verlaten te zijn, totdat er een pas getrouwd koppel opdook dat deze uit het niets verschenen vampier onder de hypnotiserende tonen van François Roubaix’s soundtrack kon verleiden in haar bedrieglijk web op weg naar goddelijke, maar dodelijke passie. Als nazaat van de illustere Gravin Erzébet Báthory wist de manipulatieve Elisabeth quasi onmiddellijk de kersverse bruidegom zijn uitgesproken fascinatie naar bloed en pijn zodanig te voeden dat deze nog diezelfde nacht zijn bloedmooie Valerie dwong mee te spelen in een sadomasochistisch liefdesspel. Later werd Stefan in de badkamer nog verleid door Ilona die per ongeluk ook nog een dodelijke val maakt en vanaf hier gaat het pas echt van kwaad naar erger. Het is dan ook niet voor niets dat Valerie haar bedwelmende jeugdigheid kan behouden terwijl ze samen met de lebische Gravin haar man leegdrinkt.

Het was overigens pas nadat F.W. Murnau vanwege gerechtelijke issues dit element toevoegde in zijn wereldberoemde NOSFERATU (1922) dat vampieren van de ene dag op de andere geen daglicht meer konden verdragen. Maar Kümel liet zich niet vangen aan de valkuilen van dit cliché en samen met andere vampier-vijandige objecten als crucifixen, look, houten of zilveren spies, etc. bleef dit grotendeels achterwege. Echter tot op het einde duidelijk werd dat de Gravin geen daglicht kan verdragen.

In plaats daarvan focust hij zich om de op zich behoorlijk simpele plot te capteren in wat als pure beeld-poetry mag beschouwd worden. Onder het vakkundig oog van Kümel is de gehele mise-en-scene zo gedetailleerd dat elk beeld of frame naar een nieuwe dimensie wordt gelift. Het is niet nieuw om met de afwisseling te spelen van enerzijds spaarzaam schaduwspel en anderzijds de contrasterende kleur rood om de kijker op het juiste moment bij de keel te grijpen, maar esthetisch gezien weet Kümel dit beeldenspel te hanteren als een penseel. Net zoals de Franse regisseur Jean Rollin (1938-2010) dit kon, schildert ook Kümel als het ware met film.

A gentlemen’s agreement.

Tel al die facetten samen en er blijft ondanks alle tegenspoed enkel een voor zijn tijd ongeziene filmparel over, die gelukkig naar eer en geweten gelauwerd mag worden als een waar meesterwerk.

Nooit zal ik trouwens vergeten hoe de meester zelf verwonderd kon worden en wat uitmondde in een ware gentlemen’s agreement. Tijdens een ontmoeting op het BUT Filmfestival in Breda – waar Harry als eregast werd uitgenodigd – vroeg ik hem of hij het boek STRANGE BLOOD al had gezien en of hij daarin het door Steve De Roovere geschreven essay over DAUGHTERS OF DARKNESS wilde signeren. Bereidwillig verscheen er een handtekening onder dat specifiek essay, maar eenmaal hij wat begon te bladeren in STRANGE BLOOD bleek hij zodanig verbouwereerd te zijn om in dergelijke hofhouding vampieren te mogen schitteren, dat hij op zijn beurt vroeg om mijn – net als hij aan Vanessa Morgan vroeg – eigen stukken voor hem te willen signeren.  Just one of those delightful little irony’s of life…  

Er valt enkel nog te besluiten met ‘Dorst naar meer!’

https://www.imdb.com/name/nm0478176/

Eén opmerking over 'Jub #1: 50 years ‘Daughters Of Darkness’ – Harry Kümel @ Voo?uit, Gent (20/10/2021)'

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: