Cinematic Conundrum #9: Avant-première DREAMING WALLS: INSIDE THE CHELSEA HOTEL – Maya Duverdier en Amélie van Elmbt @ Palace, Brussel (7.11)

Het zou altijd kunnen, maar zelfs al hebt U afgelopen eeuw onder een steen gewoond, dan nog blijft het quasi ondenkbaar dat U nog nooit van het legendarische Chelsea Hotel gehoord zou hebben. Al was het maar omdat – zoals Nico-adept Kika Da Silva in de rubriek Creative Inertia #2 onderstreept – omdat Andy Warhol er zijn eerste commerciële geëxploiteerde film CHELSEA GIRLS (1966) draaide.

Tijdens dit diepgaand gesprek wordt evenzo met klem benadrukt dat tot spijt van de in rubriek La Mirada Fuerte #1 – Warhol – The American Dream besproken Factory, Bob Dylan deze vaker dan lief was frequenteerde, maar uiteindelijk in Chelsea Hotel het nummer “Sad-Eyed Lady of the Lowlands” componeerde. Dit om het verlies van zijn vrouw Sara Lownds – waarmee hij tijdens zijn drie-jarig verblijf in Chelsea Hotel getrouwd was – trachten te verwerken. Hoogst waarschijnlijk evenzo verwekt, maar vast staat dat hun zoon Jesse in Chelsea Hotel werd geboren. Of zoals in Re-Connecting The Dots Revisited #3 wordt aangestipt dat Dylan’s andere vriend Lou Reed en Sterling Morrisson er het nummer “Chelsea Girls” schreven dat in 1967 op het gelijknamige debuut van Nico belandde. Om nog maar te zwijgen over hoe Leonard Cohens song “Chelsea Hotel #2” tot stand is gekomen, hé Janis Joplin? Een bekende leuze die de mystiek nog extra accentueert is:

Joni Mitchell had ‘Chelsea mornings’, Bon Jovi had ‘Chelsea Nights’and Nico and Warhol had ‘Chelsea Girls’.

Qua promotie kan dit tellen,maar het gaat nog veel verder dan dat en vandaar dat legendarisch in de ruime zin van het woord mag genomen worden. Als u om te beginnen weet dat het tussen de periode van 1882 en 1885 in zijn totaliteit amper twee jaar heeft geduurd om het Victoriaanse rode bakstenen framewerk met gietijzeren art-deco balkons van het hotel te bouwen, blijft het onwaarschijnlijk dat het in ons modern tijdperk zowaar bijna een decennium heeft gekost om de renovaties rond te krijgen van dit in het gelijknamige district Chelsea, New York gelegen hotel. (Waar het overigens zijn iconisch verworden naam aan ontleende.) Conform het kapitalistische systeem, uiteraard zodat de huidige projectontwikkelaars de ziel van Chelsea hotel peperduur kunnen doorverkopen.

Ergo vooraleer U uw helikopter naast het voorziene wellnesscentrum op het dak van het nakende poepsjiek hotel parkeert, doken documentatiemakers Maya Duverdier en Amélie van Elmbt – overigens met hulp van niemand minder dan de ondertussen 80-jarige Martin Scorsese (°1942) – in de donkere historie van de artistieke geschiedenis die in het iconische Chelsea hotel werd geschreven. Het is echter niet de bedoeling om de oneindige lijst van artistieke geesten die er verbleven of zelfs woonden op te hemelen, maar zoals de rake filmtitel al doet vermoeden ligt de focus eerder op wat zich binnen de muren afspeelde. “So,Watch out. There’s a Fly on The Wall”, om het in de woorden van Brian Johnson van AC/DC te stellen.

Sterker nog: de respectievelijk Franse en Naamse regisseurs konden er bij toeval zelfs verblijven en wel in het specifieke appartement waar Vali Myers er na haar intrek in 1971 zo’n 43 jaar is blijven hangen. (FYI: Mogelijk dat Sheldon en Diane Rochlin hun documentaire ‘Vali, The Witch of Positano’ uit 1965 een belletje doet rinkelen, maar als U weet dat onder meer ene Mick Jagger ergens in één van zijn penthouses een aantal schilderijen van deze Australische kunstenares heeft hangen, of dat Joni Mitchell het nummer “Ballerina Valerie” aan haar opdroeg, of dat Patti Smith zelfs een kleine tattoo van haar heeft gekregen op haar knieschijf, etc, dan weet U wel genoeg.)

Het begrip Broadway bestond oorspronkelijk nog niet als een dusdanig overkoepelend orgaan van meer dan veertig theaters, maar het is wel zo dat reeds aan het begin van de twintigste eeuw vele theaters, galeries, kunsthuizen, etc dwars door Midtown Manhattan waren gevestigd. David ‘Dan’ Bard zag hier mogelijk potentieel en kocht het hotel in de jaren veertig. Het was echter onder het latere toezicht van zijn zoon in 1957, Stanley Bard – die zich eerder als een kunst-mecenas manifesteerde dan wel als hotelgerant – dat Chelsea Hotel ontpopte als het epicentrum voor de New Yorkse avant-garde.

Het Chelsea Hotel motto: ‘A Rest Stop For Rare Individuals’ trok dan ook exact dat specifiek soort artistieke bohemian hedonisten aan waar de macht der verandering in de palm van hun hand lag. Zeker omdat Stanley snel door had dat kunstenaars en artiesten meestal platzak waren, runde hij – tot groot jolijt van kunstenaars over de hele planeet – zijn 12 verdiepingen (waar ten slotte op zijn piekmoment toch zo’n 500 personen woonden), eerder als een apart sociaal project, met als basis een soort ruilhandel quoi. Ondanks dat Stanley dit zelf steeds heeft ontkend, zijn er getuigenissen die staven dat hij zich vaak liet betalen in kunstwerken. (Waarschijnlijk zal hij er zich later voor vervloekt hebben toen William S. Burroughs er zijn in 1959 zijn cultclassic NAKED LUNCH schreef, maar waar Stanley steevast niet in wilde investeren, waren de kribbels van de Beat Poets, want dat gold tot ongenoegen van de gehele Beat Generation destijds niet als kunst.)

Hoe dan ook is er geen hotel in de wereld te vinden waar zoveel artistieke zwaargewichten hun heil kwamen zoeken.

Denk aan Patti Smith, Robert Mapplethorpe, Edith Piaf, Mark Twain, Jimi Hendrix, Allen Ginsberg, Dali, Yoko Ono, John Lennon, Stanley Kubrick, Jim Morrison, Jackson Pollock, Johnny Ramone, Woody Allen, Harry Smith (Anthology of American Folkmusic) of zelfs de Nederlandse beeldend kunstenaar Jannul-factorHendrikse of auteur Jan Cremer hebben er jaren gewoond. De lijst is schier oneindig, want anders zou pakweg regisseur Abel Ferrara (°1951) er ook niet zijn film CHELSEA ON THE ROCKS (2008) aan wijden natuurlijk.

Maar met artistieke vrije radicalen krijg je echter hun demonen er gratis bij en dat ontaarde soms meer dan men wil toegeven in fatale tripjes. Doorheen de geschiedenis van Chelsea Hotel, waren drugsdoden, zelf- of gewoon moord tout court, er schering en inslag. Zo verfilmde Alex Cox in 1986 de schrijnende destructieve relatie van SID (Vicious) & NANCY (Spungen) of verzoop poéte maudit Dylan Thomas er tijdens zijn laatste uren zichzelf met poëzie en alcohol. En als er alweer eens een door een overdosis gevelde bewoner was, dan was die toch gewoon op wereldreis naar Europa bijvoorbeeld. Er was zelfs een zogenaamde Witchdokter die kunstenaars hielp hun Faustiaans pact met de duivel te sluiten.

Het stond dan ook in de catacomben van de New Yorkse riolen gegrift dat Chelsea Hotel een heel ander lot zou tegemoet gaan dan het zoveelste uit bakstenen met bijpassende gordijnen opgetrokken hotel. Au contraire, Chelsea Hotel hangt aaneen met de zielen van al die vrijdenkende geesten die er hebben gewoond, maar als het over personen gaat, waarom verkrijgt een gebouw op zich dan een iconische status?

Ter illustratie hoop ik dat U me toestaat om even een interessante zijsprong te maken. In het recent verschenen boek van Marc Kregting DE ENCYCLOPEDIEËN VAN DE VAL (Het Balanseer, 2022) kan U op pagina 231 namelijk het fronsenopwekkende hersenspinsel lezen dat de overigens kleurenblinde kunstenaar, rockstar en nationale knuffeljunk Herman Brood – die als het ware uitgroeide tot de Hollandse belichaming van het hedonistische credo; sex, drugs & rock ‘n roll – een schilderij gaf aan de uitbater van het kersverse Amsterdamse filiaal van de Hilton-Hotel keten. Op dit als BYE BYE getitelde schilderij stonden drie koppen afgebeeld met daarboven de letters Hilton-Hotel, die echter licht aflopen, als het ware wat tuimelen. Maar net die kleine aanwijzing leidt uiteindelijk tot de conclusie dat Broods zelfmoord niet zomaar een bevlieging zou geweest zijn. WTF? 

In datzelfde boek leest U ook dat niemand ontsnapt aan de zwaartekracht, maar meer dan Herman’s geschenk in de vorm van zijn duik van het dak in 2001 die dit Amsterdamse Hilton filiaal onsterfelijk maakte, werd in de rubriek Svn’s 2021 Chapter III: Top 30 Film bijvoorbeeld ook Anna van ’t Hek (°1988, Amsterdam) haar documentaire over het evenzo iconische YAB YUM (2021) beschreven. Zoals de titel van het boek YAB YUM: HET BEROEMDSTE BORDEEL VAN DE WERELD (2009) al doet vermoeden, groeide dit 17de-eeuwse grachtenpand uit tot één van de meest exclusieve luxebordelen van Amsterdam, euh Lage Landen, euh Europa, of euh, als we voormalig eigenaar en auteur van het  bovenvermeld boek mogen geloven, is dat volgens Theo Heuft gewoon van de hele wereld! De privacy van het veelal schatrijke cliënteel is echter heilig, maar indien een waaier wordt geïnsinueerd die gaat van bekende artiesten, kunstenaars, muzikanten, schrijvers tot allerhande al dan niet van blauw bloed voorziene oliesjeiks, kan U zich misschien al een idee vormen hoe exclusief de dingen er daar aan toe gingen en aldus ligt de stempel iconisch om de hoek te luren.   

Zoals Patti Smith haar eerste jaren in Chelsea Hotel op een magnifieke manier in haar autobiografie JUST KIDS (2010) beschrijft, zijn het dus niet enkel de Victoriaanse rode bakstenen en gietijzeren art-deco balkons die het gebouw iconisch maken, maar wel degelijk de mensen die er leefden en vervolgens geschiedenis schreven. Vaak ook in mineur trouwens, want Arthur Miller trachtte in Chelsea Hotel het verlies van zijn geliefde Marilyn Monroe te verwerken. Of hoe Oscar Wilde zijn koffers uit de ondergelopen kelders moest redden. Het was in Chelsea Hotel dat Arthur C. Clarke zijn 2001: A SPACE ODESSEY (1968) schreef, of dat zelfs auteur Thomas Wolfe er zijn finale edit van zijn magnum opus YOU CAN’T GO HOME AGAIN (1947) uit een mastodont van een manuscript wist te wringen. Of hoe uit de entourage van Warhol, de bloedmooie maar uiterst labiele Edie Sedgwick haar kamer in de fik had gestoken terwijl ze bij kaarslicht haar dikke, valse wenkbrauwen opplakte. Uiteindelijk is zelfs Stanley Bard door de nieuwe eigenaars aan de deur gezet, maar hij heeft er wel zo’n 80 miljoen dollar aan overgehouden; een hongerloontje dat net genoeg is om zijn stulpje van 4.700.000$ in Upper Manhattan zorgeloos te blijven onderhouden.

Voor alle duidelijkheid: hoewel de regisseurs uiteraard ook kwijlen van de onstuitbare stroom tot de verbeelding tartende anekdotes, streven zij een blik voorbij de mythe na. Er zijn bibliotheken vol geschreven over verhalen van het hotel, maar beide regisseurs zoeken als het ware de dode hoeken op. De film schippert dan ook tussen zijn iconische erfenis aan culturele geschiedenis en het huidige, schrijnende verhaal van nog levende bewoners zoals Merle die in een soort van purgatory in lockdown blijkt te zitten. Deze voormalige choreografe op leeftijd woont al jaren in het Chelsea Hotel en wil desnoods tot haar laatste ademzucht de artistieke geest van het hotel beademen. Op een rebelse manier blijft Merle vechten tegen de nakende en bedreigende eenheidsworst en weigert zij toe te geven aan de opgedrongen gentrificatie, die als een tang op een varken op de anarchistische tegencultuur van weleer staat. En exact op die manier krijgt Chelsea Hotel de zoveelste nieuwe adem toegedicht.

Zal de ziel van het hotel verloren gaan?

Only time will tell…  

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: