‘Without contraries is no progression’
THE MARRIAGE OF HEAVEN AND HELL, William Blake (1757 – 1827).

‘De tijd kiest woordkunstenaars die op eigen wijze stem geven aan wat er leeft: ‘Het volk heeft een stem nodig, duizenden stemmen. Een kunstenaar is niet elitair, zomin als een horlogemaker elitair is. Wij sleutelen aan de taal, een taal die wij alleen spreken, en aan de tijd waarin wij allen leven.’, Remco Campert op de uitreiking van de P.C. Hooftprijs voor poëzie (1976)

Aangezien mijn persoonlijk literair ontwaken op zich een grillig parcours heeft afgelegd, is misschien een korte situatieschets over hoe ik in deze bijwijlen abstracte wereld der letteren terecht ben gekomen, geen overbodige luxe. Achteraf bekeken moet ik eerlijkheidshalve bekennen dat er effectief een tijd is geweest dat ik zelf amper een boek vastnam. (Niet zozeer omdat er geen interesse was, maar simpelweg omdat ik het toeliet dat muziek mijn heel leven beheerste en dat mag U letterlijk nemen.)
Nu, een boek op bijvoorbeeld de trein of het vliegtuig is nog tot daar aan toe, want dat was zelfs toen sociaal aanvaard. Ten slotte zijn er schrijvers die een authentieker rock ’n roll leven leiden dan pakweg de gaafste punker. I kid you not!
Poëzie is een daad . . .
Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.
Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.
Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.
Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.
Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
Remco Campert (1929)
Poëzie was echter een ander paar mouwen. Zo herinner ik me levendig dat rijmkunst door mijn onmiddellijke vriendenkring in mijn puberjaren werd beschouwd als het equivalent van ballet: not done!
Wat uiteraard absolute onzin is, maar niettemin kwam mijn voorliefde voor poëzie pas laat terug uit de kast; meerbepaald ten tijde dat slam poetry zijn weg naar het podium vond. (Ter illustratie staat de eerste keer dat ik Atilla The Stockbrocker van jetje hoorde geven in een kraakpand in Londen, nog steeds in mijn slakkenhuis gekrast. En vinden we ondertussen Sleaford Mods niet allemaal steengoed?)
Poëzie boring, langdradig en oubollig?
Op zich staat het dus misschien on-cool om een dichter te eren, omdat tot op heden poëzie in verhouding tot de reguliere literatuur niet bepaald de hoogste toppen scheert, maar laat me dat gewoon worst wezen. Zijnde opgegroeid met superieure Britse humor, draait poëzie voor mij persoonlijk rond enerzijds de uitgekiende swung van woordkeuze en anderzijds de gelaagdheid van al dan niet verzen. Jawel, U leest het goed; hetzij vaak in de minder tradiotionele vorm: Ik hou van poëzie.
Hoewel het echt niet altijd rozengeur en maneschijn is, laat ik me graag meeslepen naar plaatsen waar ik anders zelfs nog niet over zou denken naar toe te reizen. Poëzie is een krachtige entiteit; een alles overheersende intimiderende waterval-der-letters waar je doorheen moet om het te begrijpen. (Met andere woorden: je moet er moeite voor doen.) Maar het is een feit: eenmaal gebeten door het beestje, laat het niet meer los.
Waarmee ik niet wil beweren dat ik mezelf als dichter beschouw. Dat laat ik over aan de groten der aarde, maar wat evenmin wil zeggen dat ik me niet graag eens laat gaan in die onstuitbare letterenstroom. Letters zijn überhaupt van iedereen, niet? Al zeker als mijn dierbare vriendin mijn bij momenten onbedwingbaar taalspel wist te triggeren door exact hetzelfde aanvoelen spontaan om te zetten in rijmvorm. (Waarschijnlijk onbewust, maar de sterke verbondenheid die hierdoor vervolgens tot stand komt, is behoorlijk straffe kost.)

Overigens dien ik alweer René de Wever (RIP 19.11.2013) te bedanken, die ten tijde dat hij in de Effenaar in Eindhoven programmeeerde, zoals velen wel weten, zowat als mijn mentor fungeerde tijdens mijn stageperiode aldaar. Op een gegeven moment nodigde hij me uit op bezoek te gaan bij een bevriend koppel, Sjef & Nel Wiersma. Sinds de jaren zeventig runden zij in hun thuishonk in Oostelbaars een alternatieve platen uitleen onder de noemer Keereweerom. Tjonge tjonge, wat was dat? Iedereen de me een beetje kent, weet dat mijn platencollectie mijn levenswerk is dat vanuit heel Europa werd bijeen gesprokkeld – maar wat daar allemaal aan rariteiten verzameld stond, had ik nog nooit eerder bijeen gezien. (En geloof me, die specifieke lat ligt belachelijk hoog.)
Meer frappant: terwijl ik als een hongerige wolf de eindeloze platenbakken aan het uitpluizen was, begonnen beide heren op een gegeven moment doodleuk over ene Remco Campert uit Amsterdam te praten. Ze vonden het blijkbaar zeer knap hoe deze in een later stadium gebleken prijzenkaper in de schrijfwereld was opgeklommen. Eerlijk is eerlijk: deze 18-jarige angry young rebel had weliswaar net zijn rijbewijs gehaald, maar had nog nooit van die snuiter Remco gehoord. (Ik dacht zelfs eerst dat die beide oudjes me voor de gek hielden met een mopje van de firma.)

Niets was minder waar natuurlijk! Remco Campert was wel degelijk een schrijver en wat voor één. Dat expliciet gesprek is me dus altijd bijgebleven en dat was dan ook de aanzet om zijn boeken, en meerbepaald zijn gedichten te beginnen ontdekken. Weliswaar voor mijn doen best nog op een rustige manier. De wellicht in de sterren geschreven kenterring kwam pas ruwweg een decennium later, toen ik vanwege in Amsterdam school te lopen op een wel heel onverwachte ontmoeting stuitte.

Zo zat ik in die tijd nogal vaak in Café Reynders: een bruine kroeg pal op het Leidseplein die sinds zijn opening in 1896 steeds allerhande kunstenaars en (al dan niet toog-) filosofen heeft aangetrokken. Op een gegeven moment zit ik daar aan de toog één van de speciaal-bieren te degusteren en komt er een oudere man naast me zitten, die me vriendelijk vraagt wat ik juist aan het drinken ben. Ik leg hem uit dat wij in België nu eenmaal in een bierhemel leven en ik daarom in plaats van een ordinaire Heineken, een zwaar overprijsde West-Vleteren 12 verkoos. Aangezien hij vroeger zelf een tijd in Antwerpen bleek gewoond te hebben, wist hij wel iets van Belgische bieren, maar deze bijzondere trappist kende hij niet. (Dat is niet zo heel verwonderlijk, want een West-Vleteren (12) mocht bij ons in een gemiddeld café slechts in bepaalde periodes aangeboden worden. ) In eerste instantie nogal schamper, maar duidelijk geïntrigeerd, vroeg hij of het mogelijk was om eens te proeven en wel, die toen opborrelende, sprankelende oogjes van een genietende oude man vergeet ik nooit meer. Op zich wilde hij er ook eentje bestellen, maar hij vreesde dat dit op zijn leeftijd misschien niet zo’n goed idee was. (Hij vertelde dat hij namelijk flink aan het minderen was met alcohol; ik schat op dat moment een jonge, eind zestiger zijnde.) Daarmee stelde ik voor dat we er eentje namen en die dan deelden. Helemaal in de wolken laat de oudere man blijken hoe lekker hij dit bruine nat wel niet vond. Desondanks was deze zo gebleken jazzliefhebber toch eerder voorstander van goede whisky; meer bepaald van Japanse whisky. Ondertussen kan U stellen dat ik me flink heb bijgeschoold op het gebied van Japanse whisky’s, maar op dat moment had ik daar nog geen kaas van gegeten. Van het één kwam het ander en zo kwamen we onder het genot van een delicieuze single malt via jazzmuziek, stilaan aan de wereld van schrijven en, U raadt het nooit, evenzeer haast automatisch bij gedichten terecht. De nieuwe fonkeling die toen in zijn ogen begon te blinken, kon van de Nikka Miyagikyo geweest zijn, maar ik geloof eerder dat het een combinatie was van zijn eigen verborgen gehouden passie en, nogmaals, die excellente single malt vanuit het Land van de Rijzende Zon.

Tijdens die ontmoeting heeft hij me enkel zijn voornaam verteld en was mijn (toen nog in gulden) knaak niet gevallen. Bij een later bezoek aan café Reynders wist de vriendelijke barvrouw me echter te vertellen dat het lang geleden was dat ze de dichter zo lang met één persoon, zo gepassioneerd aan de toog had zien hangen. Het gevolg laat zich raden: met opnieuw een honger waar een beer schrik van zou krijgen, stortte ik me op zijn oneindige series gedichten, rijmen en verzen. Uiteraard heb ik nog steeds niet alles verwerkt, want de hoeveelheid eigen werk is schier eindeloos. Zo ben ik ze zelf voorlopig nog niet live tegengekomen, maar o wat zou ik graag Camperts school-pestblaadje ‘Braak’ onder ogen krijgen. Net als Vinkenoogs eenmansblad ‘Blurb’ trouwens, want ondanks hun middelbare schoolleeftijd, schreven uiteindelijk ook Claus en Vinkenoog hier ook al voor.
‘Denken met tong en handen’, dixit Jan G. Elburg (1919 – 1992)
Een onmiskenbare aantrekkingskracht lag ook in het feit dat Remco Campert – samen met onder meer Simon Vinkenoog, Rudy Kousbroek, Bert Schierbeek, Lucebert of onze eigen Hugo Claus – deel uitmaakte van de literaire non-stroming De Vijftigers. Deze bonte samentroeping schrijvers en dichters zag zichzelf niet als een stroming an sich, maar gedeeltelijk zelfs als voorloper van de Cobra beweging, stelde zij zich tot doel een bepaalde heersende lyriek af te schaffen. Hun grootste gemene deler was dat ze allen in opstand kwamen tegen de vastgeroeste kunstopvattingen van hun voorgangers. Ook de Cobra beweging dicteerde dat significante kunst enkel kon worden gecreëerd door oprecht vrije mensen. Met als consequentie dat alles wat die beoogde vrijheid in de weg stonden, moest worden geëlimineerd. Er werd terug gegrepen naar de oerbronnen waarin spontaniteit en instinct hoog in het vaandel stonden. Weg met esthetische conventies of logisch denken, die per definitie een beknottende werking hadden. Weg met categorisering, die verdeelt maar ook scheidt. Weg met elke belemmerende vorm, tout court! Directe en ongebreidelde expressie werden sleutelbegrippen. Als alternatief voor het verstand golden de zintuigen, die werden terug gevonden in zowel kindertekeningen, als in al dan niet primitieve Afrikaanse volkskunst.

Net als de Dadaïsten daar ook gebruik van maakten, kwamen naar analogie van de atonale muziek van pakweg Schönberg of Webern, atonale gedichten in opmars als tegenreactie op de meer formele poésie parlante die in jaren 1930 zo in zwang was.

In tegenstelling tot het dadaïsme is het niet zo dat deze experimentele poëzie van De Vijftigers aka De Experimentelen, een ware revolutie hebben veroorzaakt. Maar Paul van Ostaijen (1896 – 1928) kon op zijn twee oren slapen, want het behoeft geen tekening dat gedichten zonder rijm, of enige andere versvormen, laat staan enige interpunctie, niet bij iedereen in goede aarde vielen. Reacties als ‘woordkakkerij‘ (Gerard Kornelis), ‘decadent en infantiel gebazel‘ (Jan Hanlo) of is de ‘SS de poëzie binnen gemarcheerd?’ (Bertus Aafjes), waren maar enkele bejubelende omschrijvingen aan het adres van de wartaal van De Vijftigers. Daar tegenover droeg Lucebert, zijn vriend voor het leven, het gedicht ‘Het materiaal van de dichter’ (Amulet 1957) op aan één van de mederedacteurs van ‘Braak’: ‘kousebroek heeft het vliegtuig uitgevonden/remco gaat nooit dood…’
En zo is het maar net…

Met het heengaan van Remco Campert is de laatste Vijftiger horizontaal gegaan. Overigens wordt Remco nu maandag begraven op het kerkhof waar zijn vrouw Deborah, samen met Barbara, de vrouw van zijn goede vriend Kees Van Kooten, voor hun gevieren naast elkaar een plek hebben gereserveerd om voor eeuwig te rusten. Het is echter maar pas nu, toen de oude man in de nacht van 3 op 4 juli overleed, dat ik besef hoe diep de uiteindelijk 92-jarige Remco Campert zowel in mijn hart als ziel is genesteld. Hoewel ik daaraan durf te twijfelen als je vriend Jules Deelder zich ondertussen ook daarboven als nachtburgemeester heeft ingewerkt, maar moge je de rust vinden die je bij leven niet zocht. Weet alvast dat ik dankbaar ben dat ik zowel je werk, als je persoon heb mogen leren kennen.
‘Ik kon haast niet wachten‘
Slaap zacht Remco. ..