Books Will Feed Your Head #1

Part : Art

Het blijft frappant dat een aanzienlijk deel van mijn onmiddellijke omgeving zich met name tijdens de verschillende lock-downs heeft ontpopt tot specialist in zowat alles wat er valt te bedenken. Enige kennis van zaken is hoegenaamd niet vereist; de grootste blaaskaak wint het gelag! Nu zal dit altijd al zo geweest zijn, maar het valt op dat sinds digitaal gal-spuwen zowat onze nationale sport is geworden, dat werkelijk alles is toegestaan. En dat is best een fascinerend gegeven! Te meer vanwege het feit waar dus velen zich verdiept hebben in het te pas en te onpas etaleren van non-vergaarde kennis, de lock-down evenzeer de mogelijkheid gaf om iets vast te nemen waar men daadwerkelijk moeite voor moet doen. Misschien herinnert U zich het nog van uw grootouders, maar indien men letters en leestekens op een gecodeerde wijze achtereenvolgens weet uit te brallen, vloeien woorden zowaar over in zinnen om aldus, godbetert, zo tot een verhaal te komen. Ondergetekende heeft deze kans met beide handen en twee schamele ogen gegrepen en bijgevolg wordt er via deze rubriek alvast een volstrekt willekeurige selectie gepresenteerd van de eerste 100 boeken die ik heb ge- of herlezen tijdens deze periode. In schijven van telkens 10 boeken worden verschillende thema’s aangekaart en de aftrap ligt in het kamp van de kunst. Enjoy…

America and Other Work: Andres Serrano (2004)

Wie herinnert zich niet 11 september 2001, of in de volksmond 9/11, als zijnde die zwarte pagina in de Amerikaanse geschiedenis die wordt beschouwd als de grootste terroristische aanslag ooit? Van een bevriende restauranthouder die in de buurt van het zogenaamde Ground Zero destijds een restaurantje had, vernam ik dat zijn zaak in de dagen die volgden op de aanslag nog nooit eerder zulke omzetcijfers draaide; ramptoerisme pur sang. Maar zoals vaak het geval is bij kunst inspireert groteske miserie tegelijkertijd ook menig creatieve geest en één daarvan is onmiskenbaar de in New York geboren Cubaans-Hondurese Andres Serrano, die ook elders aan bod komt via zijn eerder gehouden expositie in het KMSK.

Doorheen zijn carrière zat deze latino niet bepaald verlegen om een al dan niet terechte controverse meer of minder, maar toch vroeg hij zich in de nasleep van deze regelrechte aanval op het hart van New York (en bij uitbreiding de spil van The American Dream) een aantal zaken af. Met name bleef het door zijn hoofd spoken wie nu juist het exacte doel was van deze aanslag? Ten slotte, wie zijn nu eigenlijk Amerikanen? Van welke oorsprong komen zijn onderdanen? Hadden die terroristen enig besef hoeveel verschillende rassen, etnische groepen, sociale klassen en achtergronden zij meesleurden in hun vernietigingsdrang?

Omdat Serrano niet onmiddellijk zijn antwoorden kon formuleren, besloot hij hier mee aan de slag te gaan en dat resulteerde in AMERICA, AND OTHER WORK. Het is te zeggen: Serrano’s idee van AMERICA. Waar het oorspronkelijke plan uit dertig à veertig portretten bestond, zijn het er uiteindelijk meer dan honderd geworden die werden geselecteerd om het huidige Amerika te vertegenwoordigen; nogmaals: zijn AMERICA en dat mag U letterlijk nemen! Uit alle lagen van de bevolking ronselde Serrano zijn onderwerpen: rijk of arm, zwart, wit of geel, artiest of dakloze, gelovige of fundamentalist, homo, hetero of transgender, levend of dood, hoogopgeleid, dropout of verslaafde etc. Zonder onderscheid gaf de fotograaf aan allen dezelfde respectvolle behandeling. Er werd geen enkel verschil gemaakt tussen pakweg actrice Cloë Sevigny (het minderjarige meisje uit Larry Clark’s cultfilm KIDS uit 1995) of een willekeurige moslima, tussen een junkie of een bisschop, tussen (toen nog) Snoop Dogg of de Grand Dragon van de KKK. (Sterker: Serrano wist het zo aan te brengen dat hij – als kleurling – toestemming kreeg om de Klu Klux Klan te capteren, maar zo deed hij wel vaker onmogelijke dingen.)

Vrij voorspelbaar vloeien hier zowel voor- als tegenstanders uit, maar indien je uiteindelijk één van de grootste metalbands op de planeet tot je fanbase mag rekenen, die daarbovenop nog je werk als coverart willen gebruiken, mag je er vanuit gaan dat de poppen aan het dansen zijn. (Nope, niet Metallica’s ‘Master of Puppets’ (1986), maar wel hun ‘Load’ uit 1996 waarvoor ‘Semen and Blood III’ werd gekozen en ‘Reload’ uit 1997 waarvoor ‘Piss and Blood’ werd gebruikt.)

FYI: het jaar ervoor nodigde Godflesh-bezieler Justin Broderick de befaamde Zwitserse kunstenaar H.R. Giger uit om de video van hun nieuwe single ‘Crush My Soul’ (1995) te regisseren. Giger bleek echter in Zwitsers goud te rekenen en daarom werd uitgeweken naar Serrano, die maar wat graag deze taak ter harte nam en daarmee zijn debuut als videoregisseur vereeuwigde. Wat had U gedacht? Uiteraard werd vanwege de bijbehorende controverse de video bij het toen nog heersende muziekplatform MTV verbannen en werd later zelfs de samenwerking met Columbia Records abrupt beëindigd, maar gelukkig bleken er nog andere manieren voorhanden om alsnog naar voren te treden. Daarbij mag nog vermeld worden dat Broderick, beseffende dat hijzelf Serrano aan Metallica’s drummer Kirk Hammett had geïntroduceerd, ook wel meer dan eens gevloekt zal hebben toen ineens bleek dat zowel de albums ‘Load’ als ‘Reload’ uit het niets Serrano’s werk als coverart hadden gebruikt, terwijl daarvoor niemand in Metallica ooit van deze artiest had gehoord.)

Dit overigens in tegenstelling tot het enthousiasme van het Vaticaan, dat een aantal als blasfemie gestigmatiseerde werken van Serrano evenzeer met een speciale soort liefde aan haar geheime kelder Forbidden area toevoegde.

Hoe dan ook, het hadden er duizenden meer kunnen zijn, maar deze honderd portretten fungeren als de fotograaf zijn uitverkoren discipelen om zijn AMERICA te representeren. Gezien zijn eigen bewogen geschiedenis spreekt het haast voor zich dat het contrast niet groter had kunnen zijn, maar dat is ook net zijn punt. Die tegenstrijdigheden, die verscheidenheid, dat is exact wat Amerika is en hierdoor stelt hij de zin(loosheid) van deze beruchte aanslag in vraag. 

My America, without apology or prejudice. One Flag, over all!’, dixit Andres Serrano.

Divine DecadenceAbattoir Fermé (2016)

(Publicatie bij de gelijknamige tentoonstelling gehouden in het Kasteel van Gaasbeek)

Aansluitend op de ronduit fenomenale gelijknamige expo die Abattoir Fermé-opperhoofd Stef Lernous in samenspraak met het Kasteel van Gaasbeek in 2016 samenstelde, is dit kleinood een haast verplichte must have voor iedere aanhanger van het begrip extra-ordinairy bizar behaviour. Elders wordt dieper ingegaan op de zoektocht naar de essentie van decadentisme, waarbij het onmogelijk is de bijbel der decadente literatuur naast zich neer te leggen. Bijgevolg is de zo gebombardeerde paus-der-decadenten Joris-Karl Huysmans met zijn A REBOURS uit 1884 zo goed als rechtstreeks aansprakelijk voor de vooropgestelde scenografie in deze expo.

Zoals U wellicht weet, spraken eind 19de eeuw verschillende kunstenaars en intellectuelen zich sterk uit tegen de heersende waarden, die werden gevoed door de vanuit hun standpunt alomtegenwoordige imperfectie. Om te ontsnappen aan al die lelijkheid bleken kunst, schoonheid en luxe hun ticket ver weg van de verlepte bourgeoisie te zijn. Decadentisme wordt vandaag nog maar in kleine kringen onthaald, maar eind 19de eeuw kon deze stroming op een aanzienlijke aanhang in grote delen van Europa rekenen, al zeker in de literatuur die het verlies van enig toekomstbeeld predikte en bijgevolg ook zogenaamde zekerheden deed oplossen. (Denk maar aan religie of de kleinburgerlijke maatschappij tout court, nog gezwegen van de economie waarin wel eens wordt beweerd dat decadentisme de voorloper van het socialisme is.)

Maar om een expositie van dergelijke omvang vorm te geven zijn ideeën en bedenkingen nodig, kapstokken waarop gesteund kan worden en die kleurrijke interpretaties kunnen beademen. Hoe ga je om met de opgelegde beperking van een beschermd kasteel waar geen nagel in de muur mag geklopt worden? Bijzonder interessant deel in het boek is dan ook welke kronkels via een aantal brainstormsessies komen bovendrijven om tot de kern te komen waarin de realiteit wordt buitengesloten. Om maar een paar hersenspinsels te noemen: wat als het Kasteel van Gaasbeek verplaatst zou worden naar de bodem van een meer, of op de berg Sinaï, of in een nog actieve vulkaan? Een lokmiddel voor potentiële bezoekers, die er na de expo achter komen dat ze eigenlijk live figureren in HET VAT AMONTILLADO (1846) waarin E.A. Poe het begrip levend inmetsen onderzoekt. In dergelijke omkadering lijkt de Dance Macabre de ultieme danspasjes aan te reiken. Waarom krijgen de bezoekers geen opiumpijp aangeboden, om vervolgens door figuranten met een rolstoel doorheen het kasteel geduwd te worden om op het einde van de rit een van een pilletje rohypnol voorziene sherry te kunnen drinken om zo alles te vergeten (the blue or the red pill als het ware), om dan gewoon opnieuw de expo binnen gereden te worden? Gaande van schilderijen in de slotgracht – omfloerst door alligators – tot kamers die onder water werden gezet. Enfin, het stopt niet. (Voor alle duidelijkheid: dit is wat er niet gebeurd is, maar o wat zou ik graag een vlieg op de muur geweest zijn op die vergaderingen.)

Een beetje vergelijkbaar met de eeuwige discussie of het formaat van een lp of een cd beter zou zijn, maar het moet gezegd: het kleine boekformaat doet verschillende werken weinig eer aan. Met name de magnifieke mutanten van Robert Ferri zijn op zich wel mooi afgedrukt, maar in vergelijking met de haast spirituele zindering die door mijn lijf ging bij de live aanschouwing van deze in première getoonde werken, degradeert deze afdruk tot een soort lauwe teaser.  (Langs de andere kant, zo wordt U wel uitgedaagd om deze werken hopelijk ergens live te kunnen bewonderen.)

Niettemin is het dankzij zowel de expo als dit boekje DIVINE DECADENCE dat ik in contact kwam met het werk van J.K. Huysmans, waarvan ik ondertussen ongeveer alles heb verslonden en daar alleen al voor ben ik Stef uitermate dankbaar.

Dog Years : Tom Liekens (2021)

Naar aanleiding van de gelijknamige expo in De Zwarte Panter (zie ook Creative Inertia #3), is er opnieuw een bijhorende catalogus waarin ditmaal zowel Jeroen Olyslaegers, Johan Terryn, Dirk Draulans en (met de toepasselijke achternaam) Marjan Doom, hun kijk op Toms huidige werk toelichten. Zeker nu Jeroen vanwege al jaren in de weer te zijn met zijn eigen historische romans haast een middeleeuwse expert mag genoemd worden, is zijn toelichting op Toms startpunt – het in 1432 door de gebroeders Van Eyck vervaardigde paneel ‘De aanbidding van het Lam Gods (Pelgrims)’- een welkome contributie.

U weet het of niet, maar in functie van de bezoeker zijn eigen verhaal te laten vormen, vertelt Tom eigenlijk liever niets, of zo weinig mogelijk, over zijn onderwerpen. Vergis U echter niet, want dat is niet hetzelfde als zomaar wat holle beeldjes presenteren. Integendeel, haast onbewust zit zijn eigengemaakte beeldtaal volgestouwd met kunst- en cultuurhistorische citaten, en met verwijzingen naar zowel de oudheid versus de actualiteit, of de razend brandende ecologieproblematiek en vooral onze destructieve aanpak hierrond. Weliswaar met die nuance dat er sterk over gewaakt wordt niet te pamflettair te worden. Wat opnieuw niet wil zeggen dat er geen engagement zou zijn, want zonder al te veel weg te willen geven springt in DOG YEARS bijvoorbeeld de reeks ‘Violent Times’ bijna uit zijn hengsels; of kaart hij het uitsterven van de bijen in dreigend zwart/wit aan; of zo krijgen zijn Pelgrims naar middeleeuwse traditie eveneens een hondenkop van weleer.

Verder worden er nog verbanden getrokken naar het circusleven; worden er vroegere, maar nog steeds actuele werken extra belicht, of komen uiteraard de verschillende wunderkamers aan bod. U kan Toms werk volledig bekijken op uw eigen manier, maar één tip geef ik al wel mee: neem hiervoor uw tijd. Het loont namelijk de moeite.

Heaven or Hell Joel-Peter Witkin

Publicatie bij expositie Enfer Ou Ciel Fotografiemuseum Charleroi (2020)

Freaks as the manifestation of something exceptional and extraordinary: the infinite will of God’, dixit Germano Celant.


Naar aanleiding van de elders besproken La Grand Atelier de Joel-Peter Witkin-expo in het fotomuseum van Charleroi (zie ook La Mirada Fuerte #2), leek het de ideale tijd om mijn destijds (noodzakelijk) geïmporteerde kunstboeken nog eens vanonder het stof te halen.

Wees welkom in de wereld van de ondertussen 82-jarige Amerikaanse fotograaf Joel-Peter Witkin, die zoals U misschien al begrepen heeft, allesbehalve vrijblijvende werken maakt. Integendeel! In bijvoorbeeld het gelimiteerde HARMS WAY: LUST, MADNESS, MURDER & MAYHEM (1994) vertelt elk portret op elke pagina een verhaal waar in het beste geval slechts gespeculeerd kan worden naar het begin, laat staan een mogelijk einde, maar waar de zeer wisselende grilligheden een staat van ongecontroleerde impressies oprakelen die de bekijker alle hoeken van de kamer laat zien.   

Of de frontcover van WITKIN (1995) alleen al: laten we zeggen een naakte corpulente vrouw die in een soort uitgesponnen kegelvormig masker een baby-vierpoter bemoedert. Men zou van minder wenkbrauwen beginnen fronsen, maar Witkin speelt graag met controverse en provocatie, laat daar geen twijfel over bestaan. De Amerikaanse krant The New York Times vroeg zich destijds af of ‘er een betere omschrijving van ons leven zou bestaan?’

Getekend door een nogal lugubere jeugdervaring lijkt de jonge Joel- Peter voorbestemd om taboes te doorbreken en doet dit dan ook gans zijn leven met verve. Ontegensprekelijk is er de achtergrond van een vreemdsoortig sadomasochisme waarvan pakweg Markies de Sade zou van beginnen likkebaarden, maar er is zoveel meer. (Er is zelfs een connotatie die op mezelf slaat sinds mijn eigen bijna-dodelijk ongeval.)

In zijn eerste werk dat sinds de jaren zeventig uit de vorige eeuw naar voren kwam dook Witkin in de opbloeiende sm-scene en liet zich daarin volledig gaan. Denk maar werken als ‘Pin Up’ (1975), ‘Indulgences’ (1976), ‘Mother and Child’ (1979), ‘Penitente’ (1982), ‘Testicle Stretch with the possibility of a Crushed Face’ (1982), ‘Choice of Outfits for the Agonies of Mary’ (1984), ‘Appollonia and Dominatrix’ (1988) etc waarin het leer, de maskers, the hoods, piercings, zelfmutilatie, autocastratie, meesteressen en slavinnen je steevast in het gezicht spuwen.

Maar Witkin’s ambitie reikte nog verder. Veel verder. Hoe vaak komt het voor dat een kunstenaar – in dit geval in 1985 – zelf een advertentie plaatst vanwege op zoek te zijn naar ‘bultenaars, dwergen, reuzen, pointy heads, mensen met staarten of zelfs vleugels, drie-beenigen of net mensen zonder aangeboren armen of benen, misvormde of mega geslachtsdelen, vervormende oren, lippen of mond, teratoïden of hermafrodieten, transseksuelen, etc. Alle vormen van al dan niet extreme perversie verwerkt Witkin tot op de eretribune, want de kunstenaar zoekt naar personen die de wonden van Christus vertonen.

Wie zegt U? Jawel, de zoon van god, of meer bepaald klassieke schilderijen met religieuze fragmenten vormen een onuitputbare inspiratiebron waaruit terugkerende thema’s als vergankelijkheid en verderf worden gestileerd. Denk aan moederschap, hemel en hel, schoonheid versus lijden, maar evengoed vormen natuurlijk misvormd vlees, zelf aangebrachte verminkingen en mogelijke kadavers een constante die vaak worden opgedirkt door allerhande maskers, druiven en hoorns, die op hun beurt weer historische allusies maken of verwijzen naar Christelijke en heidense taferelen.

Witkin wilde echter niet alleen de natuurlijk misvormde creaturen belichten en ging nog een stap verder toen hij sinds de jaren 1980 in de voetsporen van pakweg Leonardo Da Vinci (1452 – 1519) zijn echte speeltuin ontdekte: de lijkenhuizen. (Uiteraard illegaal, maar Da Vinci zou destijds vaste klant geweest zijn in het lokale mortuarium om in eerste instantie in naam van de wetenschap – en bij uitbreiding kunst – de mens open te snijden en vervolgens zijn innerlijkheid uit te tekenen. In onze moderne wereld wordt Da Vinci dan ook erkend als eerste anatomische kunstenaar.)

In het rijk der doden kon Witkin pas echt de beperking der levenden overwinnen en stond zijn beeldige fantasie niets meer in de weg. Leve de ongevallen, moord en de bijbehorende autopsie, waarvan de menselijke resten na afwerking vaak als afval worden gedumpt. Zou Cintra Wilson gelijk hebben als ze poneert dat ‘ze gelooft dat Joel-Peter Witkin een echte, geboren pervert is?’ Nochtans beweert Witkin zelf dat sadisme hier niet aan de orde is, enkel liefde…

Mogelijk vandaar dat hij zo wordt bewonderd in de muzikale hemisfeer, want naast bands zoals onder meer Pungent Stench, Hybrid Children, Final Conflict of pakweg onze eigen Geelse mince-core trots Agathocles, moest zelfs vaste Pixies fotograaf Simon Larbalestier eenmaal de eer laten aan een werk van Joel-Peter Witkin dat werd gebruikt voor hun unofficial  ‘Ed is Dead’ uit 1988.   

Never give all the heart’, W.B. Yeats (1885 – 1936)

Someone is in my HouseDavid Lynch (2019)

(publicatie bij de overzichtstentoonstelling in het Bonnefantenmuseum te Maastricht)

Tenzij U zich pakweg de jongste kwarteeuw schuil hield onder een steen in een wonderwel door eb en vloed geteisterde zandgrot in het midden van de Sahara in Atlantis, zult U ongetwijfeld wel eens van David Lynch gehoord hebben? Deze prince of spiritland was namelijk op zijn eentje verantwoordelijk om mijn eigen generatie X te verbloemen, wat zeg ik, te verduisteren met zijn visuele capriolen die elk van onze jonge geesten op een ongeziene manier wist te prikkelen of au contraire te teisteren. Door diezelfde generatie unaniem bewierookt als dé moeder der series, kende bijvoorbeeld de impact van TWIN PEAKS (1990) zijn gelijke niet. Elke zichzelf respecterende alternativo over de hele aardkloot hing wekelijks aan de buis gekluisterd om het raadsel rond Laura Palmer te helpen ontrafelen. In dat era presteerde geen enkele andere regisseur het om van de release van elke nieuwe film een waar festijn te maken.

Mijn persoonlijke eerste binnenkopper was Lynch zijn interpretatie van Herbert’s sci-fi klassieker ‘Dune’ (1965), die ergens op mijn 13de in mijn leven sijpelde. (Ik had al veel maffe sciencefiction films gezien, maar mijn jeugdige verbazing sloeg hier helemaal in de rooie toen bijvoorbeeld klank als wapen werd gebruikt.) Het stond waarschijnlijk in de sterren geschreven, maar van hieruit werd ongeveer alles verslonden wat dit onorthodox creatuur op pellicule zou branden. In een vorig leven heb ik het geluk gehad de afterparty te verzorgen van één van Lynch spoken word performances, en het moet gezegd: dit blijft één van mijn meer bizarre ontmoetingen ooit.

Echter minder bekend is dat de als filmregisseur geboekstaafde Lynch zichzelf in hoofdwezen als een beeldend kunstenaar beschouwd; de schilder die opbiecht schilderen te missen als hij niet schildert, en zelfs nu nog op constante basis schildert, tekent, fotografeert, aan sculpturen of installaties werkt of zelfs als binnenhuisarchitect optreedt. (When in Paris, versier jezelf een verplichte guest-uitnodiging voor Club Silencio bijvoorbeeld.) Meer nog dan Darth Vader heeft Lynch ons van de power of the Dark Force laten proeven, maar in werkelijkheid graaft zijn Lynchiaanse galaxy zelfs nog dieper; als het ware tot achter het duister. Zoals elders beschreven werd ik waarlijk omver geblazen door de expo zelf, maar ik betrap mezelf erop dat ik me om de zoveel tijd opnieuw laat verdwalen in deze dwarsdoorsnede die vijftig jaar dark noir bricoleren etaleert. Wie weet heeft deze kloefer van een naslagwerk een transcendente werking op me…

The Living And The Dead – Anton Corbijn: Franz Wilhelm Kaiser

(Publicatie van Bucerius Kunst Forum, 2018)

Naar aanleiding van de elders besproken wereldpremière MOØDe (Zie ook La Mirada Fuerte #4) van Anton Corbijn die uiteindelijk toch mocht doorgaan, heb ik inderdaad wel dat trekje om vooraleer in dit geval af te zakken naar Knokke-Heist toch nog eens een blik te werpen op eerder gepasseerde doortochten. Criss-cross door klein Europa zijn er dat doorheen de jaren wel wat geweest trouwens, maar eentje dat me meer dan anderen in bijvoorbeeld de fotomusea van Amsterdam of Den Haag, Berlijn, Parijs of Antwerpen is bijgebleven, is de expo THE LIVING AND THE DEAD in Hamburg (2018), waar Bucerius Kunst Forum met deze gelijknamige catalogus een contributie leverde in het kader van de Triënnale der Photographie.

Anton Corbijn doet bij sommigen misschien niet onmiddellijk een belletje rinkelen, maar laat mij U uitdagen eens goed na te denken. Corbijn heeft namelijk talloze portretten gemaakt die simpel tot het collectieve geheugen van de mensheid behoren. Denk maar aan pakweg U2’s album ‘The Joshua Tree’ (1987). En dat is slechts één voorbeeld, want ten lange leste stond zowat elke al dan niet opkomende muzikant op Corbijn’s deur te kloppen om zijn of haar coverfoto’s te verzorgen. (Kaliber The Rolling Stones, R.E.M., Bruce Springsteen, Nick Cave, Metallica, Therapy?, The Killers, Simple Minds, Depeche Mode, etc.)

Net als videoclips is het segment albumhoezen trouwens pas later uitgegroeid tot een eigengemaakte Corbijn-pijler, want alsof men dan pas gerespecteerd zou worden, zitten onder Corbijn’s eerste discipline portretfotografie werkelijk een massa groten-der-aarde die zich maar wat graag voor de lens van Anton lieten vangen. Kijk alleen maar al naar de cover waarop de iconisch verworden hand van John Lee Hooker prijkt, maar zoals ook in de rest van THE LIVING AND THE DEAD duidelijk tot uiting komt. Zo ziet Mick Jagger er bijvoorbeeld geen enkel probleem in om als vrouw te poseren, maar ook mensen waarvan je het niet zou verwachten stonden allen netjes in de rij aan te schuiven: Henry Rollins, The Cramps, Miles Davis, PJ Harvey, Iggy Pop, Zappa, Don Van Vliet, Tom Waits, Björk, etc. Evenzo acteurs en operazangers lieten hun ijdelheid graag strelen door een Antoniaanse captatie, vraag dat maar aan Robert De Niro, Clint Eastwood, Johnny Depp, of Pavarotti bijvoorbeeld. In België hebben de meeste burgers het niet zo begrepen op het koningshuis, maar dat is bij onze Noorderburen wel een gans anders gegeven. Wat doe je als je ineens wordt uitgenodigd om de zeventigste verjaardag van Beatrix te vereeuwigen, of als zelfs een verzetsstrijder als Nelson Mandela zich wil laten inkaderen? Je camera pakken natuurlijk!

Vat het boek THE DEAD AND THE LIVING gerust een beetje op als een compilatie van verschillende voorgaande boeken zoals 33 STILL LIVING (2000),  FAMOUZ en STAR TRAK (2005), INWARDS AND ONWARDS (2011), om nog maar te zwijgen van zijn serie ‘Cemetery’ of de hilarische, autobiografische serie ‘a.somebody’ waarin Anton zichzelf steeds in een muzikaal personage wringt en waarmee hij dan zijn geboortedorp Strijen telkens opnieuw op zijn kop wist te zetten. (Zeg nu zelf: je komt niet elke dag Sid Vicious, Kurt Cobain, Zappa of Jimi Hendrix in je eigen dorp tegen natuurlijk.)

Hoe dan ook, Corbijn is een klasbak en dat werd ook met MOØDe nog maar eens onderstreept. 

The New Berlin 1912 – 1932 : Inga Rossi-Schrimpf (2019)

Uiteraard behoort kunst tot alle tijden, maar in een in dat era nog letterlijk door een muur gespleten hoofdstad van de eerste Duitse Democratische Republiek, stond kunst op dat snijpunt van Oost en West effectief garant voor een ware afspiegeling van deze vertroebelde maatschappij. Die werd gekarakteriseerd door allerhande crisissen versus decadentie, maar was tegelijkertijd evenzeer onderhevig aan dwingende sociale veranderingen. Met name tijdens het interbellum mag men spreken van woelige tijden in geheel Berlijn, waar artistiek pluralisme zich opdrong. Net zoals in Amerika het beeld van de roaring twenties mede werd bepaald door de zogenaamde flapper-girls, ontboezemende ook in Europa de garçonne zich letterlijk en werd de als androgyne werkende vrouw de nieuwe standaard als femme fatale. Dat was het reeds van oudsher mythische Berlijn ook niet ontgaan en daar speelde deze Westers/Oosterse metropool gretig op in. Met focus op de gepolitiseerde kunst in Berlijn – die zelfs middels interactieve wisselwerkingen tussen België en Duitsland naar voren kwam om de vernieuwingsdrang in deze culturele wereldstad uit te dagen – komen hier de vaak tot entartete veroordeelde kunstenaars van weleer weer tot leven: Otto Dix, George Grosz, Kadinsky, Max Beckmann, Malevich, Rudolf Belling, Raoul Hausmann, Hannah Höch, Ernst Ludwig Kirchner, Jeanne Mammen, Sasha en Cami Stone etc.

Ondertussen is het kosmopolitische Berlijn wel al helemaal (her)vernieuwd, maar feit blijft dat al dan niet verboden kunst in deze metropool altijd geleefd heeft en daar wijdde het KMSK met deze gelijknamige expo een significant eerbetoon aan. Gaande van het dadaïsme tot het Weimar tijdperk, of niet te vergeten de nazistrijd die het inperken van vrije meningsuiting tot doel stelde. Dit boek legt de focus op het mythische Berlijn van de jaren 1920 en haalt daarbij expliciet de interactie aan tussen Belgische en Duitse artistieke kringen die ten dienste stonden van de beoogde vernieuwing.

The World of Bruegel in Black and White – Het complete grafische werk: Joris Van Grieken, Maarten Bassens (2019)

Opnieuw naar aanleiding van de gelijknamige expo die in het kader van de 450ste verjaardag van Pieter Bruegel plaatsvond, werd er een fraai vormgegeven cataloog uitgebracht die specifiek de zogenaamde prenten van de grootmeester belicht. U leest het goed; het gaat hier niet over Bruegels wereldberoemde schilderijen, maar wel degelijk over zijn grafische prenten die aan recent kunsthistorisch, archivalisch en vooral kunst-technologisch onderzoek werden getoetst en waarvan de resultaten ronduit verbluffend zijn.

Mijn persoonlijke trigger bij Bruegel ligt in het feit dat hij slechts met twee (ik herhaal: twee!) prenten eigenhandig het Europese beeld wist te bepalen van de stereotiepe heks zoals wij deze tot op heden kennen. Dit werd reeds prachtig uitgelicht op de expositie ‘De Heksen van Bruegel’ – gehouden te Brugge in 2015 – maar aangevuld met vernieuwde en gedetailleerde beschrijvingen nu ook samen met 89 andere composities opgenomen in deze nogmaals rijk geïllustreerde catalogus.  

Met uitgebreide aandacht voor hun ontstaansgeschiedenis, blijkt dat rond 1555 Pieter Bruegel de Oude in de nasleep van zijn reizen door onder andere Italië, prenten begint te ontwerpen die uiteindelijk worden begeerd over gans Europa. Aan de hand van een oneindig lijkend aantal ontwerptekeningen kan worden afgeleid dat deze eigengemaakte grafiek een speciale voorbereiding vereiste vooraleer deze door vakbekwame assistenten in koper werden gesneden. Daarbovenop profileert de meester zich als dé innovator van de landschapskunst dankzij zijn reeks ‘Grote Landschappen’ die aantoont hoe ver hij in detail wil treden. Uit zijn oeuvre konden uiteraard ook deze prenten niet ontbreken in deze catalogus: ‘De Grote Vissen Eten de Kleine’ of de machtige reeks ‘De Zeven Hoofdzonden’, die hem pal naast zijn held Jheronimus Bosch plaatsen. Uren en uren aan een stuk liet ik me verdwalen in Bruegels duivelse, religieuze, volkse, humoristische, scherpzinnige prenten die telkens opnieuw steeds dieper lijken af te zakken in de krochten van het brein hunner bezieler. Misschien kent u de Engelse uitdrukking: ‘Let me pick your brain’? Wel, in dat tijdperk van heidense taferelen, de pest, heksenvervolgingen, totale volkslakkerij of moreel politiek verval, I have a match! Zonder meer, AANRADER!

Warhol. The American Dream Factory

(publicatie bij expo La Boverie – 2020)

Uiteraard kan men bij een zichzelf respecterende expositie zich doorgaans wel aan een bijbehorende catalogus verwachten, maar in dit geval is WARHOL.THE AMERICAN DREAM FACTORY slechts één van de facetten van een heuse uitgewerkte filosofie die ondertussen als keurmerk geldt voor het in 1998 opgerichte Brusselse bedrijf Tempora (zie ook La Mirada Fuerte #1).

Net als de zeer uitgebreide expo zelf, worden in WARHOL.THE AMERICAN DREAM FACTORY zijn meest productieve jaren chronologisch onder de loep gehouden en kan die vier decennia overspannende levensweg in grofweg vier grote blokken worden onderverdeeld.

Onder het thema Ten dienste van de Amerikaanse Droom wordt uitgelicht hoe de straatarme, naar New York verkaste – overigens onder zijn kersverse aangepaste naam – Andy Warhol vanwege zijn grafisch- en reclamewerk in de jaren vijftig reeds zijn begeerde aanzien vergaarde, maar dit bleek slechts een voorloper te zijn van de orkaan die later ontketend zou worden.

In de jaren zestig ontdekt Warhol de zeefdruk-techniek die de ultieme tool bleek te zijn om in de rol van De Schilder van de Amerikaanse Droom en Nachtmerrie de maatschappij als het ware een spiegel voor te houden en transformeerde hij stilaan van een vet betaalde commerciële illustrator naar zijn in de sterren gekerfde lotsbestemming als onbetwiste Paus van de Popart. Andy’s onstuitbare ironische blik mag dan in eerste instantie oppervlakkig lijken en leverde hem dan ook het label van de Keizer-der-Oppervlakkigheid op, maar in werkelijkheid blijkt die net telkens opnieuw verbazingwekkend diepgaand. Men kan namelijk niet veel Amerikaanser gaan met dagdagelijkse consumptiegoederen zoals bijvoorbeeld Campbell’s Soup-blikken, Coca-Cola flesjes, Cow, Flower of Brillo-boxen als (door zijn toedoen wereldbekende) subjecten te gebruiken, maar anderzijds kwam met onder meer ‘Car Crash’ (1963), ‘Birmingham Race Riot’ (1964), de net overleden Marilyn of de rouwende Jackie Kennedy in de zogenaamde ‘Death & Disaster’ series, het thema dood evenzeer aan bod. Met als ultieme kers op deze macabere taart werd er in 1968 in zijn eigen Factory een bijna geslaagde aanslag op Drella’s leven gepleegd door de extreme radicale feministe Valerie Solanes (tevens de auteur van het manifest S.C.U.M., wat staat voor Society for Cutting Up Men, dat onder meer pleit voor de algehele castratie van mannen en bij uitbreiding gewoon de uitroeiing van het zwakke ras). Wonderwel overleeft Andy dit trauma, maar het heeft zijn leven voorgoed getekend.

Onder het thema De Zakenman van de Amerikaanse Droom wordt uitgeklaard hoe in die jaren zeventig een kapitalistisch systeem bereid is alles te verteren, zijn ergste vijanden incluis. Zo zal communist pur sang, Mao Zedong (die overigens dankzij zijn afbeelding op het beruchte RODE BOEKJE in dat tijdperk zowat het meest verspreide beeld ter wereld blijkt te zijn) ook wel een ander idee van onsterfelijkheid in gedachten gehad hebben als ineens bleek dat hij, protagonist van het communisme, plots devalueerde in een puur Westers kapitalistisch handelsproduct. Warhol zelf nestelde zich helemaal in de jetset van die Zeitgeist en zou zich tot aan zijn dood toeleggen op portretreeksen die in opdracht van drommende fotomodellen, kunstenaars, collectioneurs, politici of simpel rijke zakenmannen werden besteld.

Steeds verder bouwend aan zijn eigen mythevorming twijfelde Andy geen moment als de Italiaanse kunsthandelaar Luciano Anselmino hem in 1974 de uitdaging aanreikt om een reeks te maken over travestieten. Resultaat: 268 portretten van anonieme travestieten die Andy ronselde in de talloze gay bars in New York, weliswaar in een klimaat waarin de officieel onbestaande homo-community nog zo goed als geen rechten heeft. Hoewel INTERVIEW oorspronkelijk opgericht als magazine voor de undergroundfilm, wroette Warhol zich via deze weg pas helemaal in de glitter en glamour van de showbizz. Niets hotter dan roddels en bijgevolg werd INTERVIEW simpel de standaard voor een hele resem roddelmagazines die in de jaren zeventig als paddenstoelen uit de grond schoten.

In het finale blok van de jaren tachtig – waarin Warhol ook zal overlijden aan een op zich routineuze galblaasoperatie – wordt het Amerikaanse Icoon uitgekristalliseerd. In deze jaren onder het bewind van Reagan & Thatcher vinden er tal van samenwerkingen plaats met kunstenaars van hoog niveau, kaliber Keith Haring of de toen nog piepjonge en dakloze Jean-Michel Basquiat. Wist U bijvoorbeeld dat Warhol ook wel iets had met een aantal artistieke Belgen? Met name Paul Delvaux en ook Hergé lagen in de bovenste schuif vanwege overlappende gebruiken en creatieve hersenspinsels en kregen net als (de wel heel Belgisch aanvoelende) modeontwerpster Diane von Fürstenberg de eer van een eigen portretreeks, met die nuance dat de meeste nooit het daglicht hebben gezien. 

Wie of wat Warhol zelf was, daarover deed hij geen uitspraken. Hij zag zichzelf als een acteur die een rol speelde of een mannequin die in een fotosessie figureerde. ”Als u alles over Andy Warhol wilt weten, hoeft u alleen naar het uiterlijk van mijn beelden, mijn films en mijn persoon te kijken: dat ben ik. Daarachter zit niets verstopt.’, dixit Warhol.

In de daarop verschillende toelichtingen wordt nog dieper ingegraven op het fenomeen Warhol, maar daar laat ik U graag zelf in snuisteren en kan ik verder zeker ook de elders besproken en door Victor Bockris opgetekende biografie aanbevelen.  

We Petty Bourgeois! Comrades and Contemporaries: The 1970s – Sigmar Polke: Petra Lange-Berndt, Dietmar Rübel (2011)

Het is natuurlijk niet zo verwonderlijk dat indien men Duitsland aanhaalt, er haast automatisch een link wordt gelegd naar metropolen als Berlijn of zelfs Keulen. Niet meer dan normaal, want ook in tijden van corona gebeurt daar namelijk wel het één en ander. Minder frappant is dat het evenzeer uiterst artistieke Düsseldorf nog steeds in de schaduw blijft staan van zijn grotere broer Keulen. Nochtans heeft menig kunstenaar daar het levenslicht gezien en ademt ongeveer alles daar gewoon kunst. Op muzikaal vlak alleen al: denk uiteraard onmiddellijk aan Kraftwerk, of aan één van de drie krautrock-pilaren NEU!, met in het verlengde hiervan La Düsseldorf. Op gebied van beeldende kunsten, of zelfs film, poppen spontaan klasbakken op als Joseph Beuys (1921 – 1986), Wim Wenders (°1945), Anselm Kiefer (°1945) of natuurlijk Gerhard Richter (°1932).

Elk van hun heeft artistieke geschiedenis geschreven of was – zoals in het geval van Richter – zelfs mede verantwoordelijk voor de geboorte van een nieuwe stroming: het zogenaamde Kapitalistischer Realismus. (Genaamd naar de happening die werd gehouden in een voormalig meubelhuis: ‘Leben mit pop – Eine Demonstration für den Kapitalistischen Realismus’, gaf het Kapitalistisch Realisme een tegenwicht aan het destijds door het Russische regime toonaangevend beschouwde model van Socialistisch Realisme.)

Richter – die met een fortuin van om en bij de 700 miljoen euro algemeen als de rijkste, nog levende, Duitse kunstenaar wordt aanzien – bood in de jaren zestig samen met zijn klasgenoten Konrad Fischer (1939 – 1996) en dus ook Beuys zijn student Sigmar Polke (1941-2010) hierdoor een platform voor hun antikunst, dat op een ironische manier anticipeerde op enerzijds die opgedrongen socialistische kunstpraktijken, maar anderzijds ook op de destijds in de DDR opkomende kapitalistische consumptiemaatschappij in al haar facetten.

Naast Richter bewandelde ook de Duitse fotograaf en schilder Sigmar Polke een zeer specifieke en uitdagende artistieke levensweg, die zeer accuraat wordt uitgelicht in deze kloefer van een catalogus, die naar aanleiding van de in 2009 in Hamburg gehouden overzichtstentoonstelling werd uitgegeven. 

Met van op zijn wereldreizen geabsorbeerde invloeden die aan de wieg liggen van zijn latere zogenaamde Politieke Kunst en dat allemaal toen er van punk als beweging nog geen sprake was. Zo bevat het hart van het boek een aantal uitvouwbare reproducties van Polke’s beruchte serie die gebaseerd is op Hans Magnus’ essay ON THE INEVITABILITY OF THE MIDDLE CLASS (1976). Deze ogenschijnlijk chaotische in graffiti street-style gecreëerde serie is volgestouwd met opeengepakte figuurtjes, sigil symbolen, al dan niet stukken foto’s en onvermijdelijk allerhande quotes, gestileerd uit de heersende popcultuur die in de jaren ‘60 en ‘70 zo fel in opmars was en stilaan het kunstlandschap begon te domineren. Hoewel pakweg Warhol het vaak liet uitschijnen dat dit onbedoeld was, durfde zelfs Drella itself wel eens tegen heilige schenen stampen, maar op één of andere manier geraakte hij er steeds mee weg.

Zeker in het buitenland werd Polke als (gevluchte) Duitser geconfronteerd met de littekens die vanuit zijn thuisland de hele wereld besmetten en botste in dat naoorlogs Europa letterlijk op het ene extreme na het andere. Kennismakend met underground comics, nog gezwegen van etnische studies, rolt Polke van het ene hippie-kampvuur – waar hij waarschijnlijk zo stoned als een garnaal ‘Blowing in the wind’ aan het meelallen was – naar bijvoorbeeld de oprukkende vrouwenbeweging, om vervolgens de eerste puisten van de punk uit te pitsen om van daaruit kennis te maken met terrorisme. Al die tegendraadse invloeden dragen allemaal hun steentje bij tot zijn grote anarchistische werken, die de ascensie van een nieuw links-gedachtengoed een zodanige expressie meegaven, die pakweg zelfs Basquiat met zijn eigen mist-in-zijn-hoofd niet zou kunnen creëren. Laat het duidelijk zijn, hoe onduidelijk ook: Polke is een zwaargewicht in elke zin van het woord. Aanrader!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: