Svn’s Essential Nine #2: Bel Jazz Fest @ Flagey, Brussel (Streaming festival mei 2020)

Van het feit dat het bizarre tijden zijn, zal waarschijnlijk niemand overtuigd moeten worden, maar meer belangrijk is hoe hiermee wordt omgegaan naar de toekomst toe. Hoewel er in België (eindelijk) enig perspectief wordt geboden voor de culturele sector, blijft het voorlopig koffiedik kijken hoe dingen zich gaan ontwikkelen. Voor diegenen die het Eurovisiesong festival hebben uitgezeten zal het allicht opgevallen zijn dat de regels betreffende Corona al een pak losser blijken te zijn, maar hopelijk realiseert U zich dat verleden jaar rond deze tijd nog naarstig werd gezocht, gewikt en gewogen, gevist en betwist, om uit te dokteren op welke manier muziek alsnog tot de luisteraar te brengen.

Haast als parodie op de zegswijze ‘als de berg niet tot Mohammed wil komen, dan moet Mohammed naar de berg gaan’, werden de rollen echter omgedraaid met als resultaat dat in samenwerking met tien andere Belgische festivals, huis Flagey een heus tweedaags jazzfestival kon aanbieden dat volledig online kon beleefd worden (ism: Brussels Jazz Festival, Brussels Jazz Weekend, Brosella, Gent Jazz, BRAND! Mechelen, Tournai Jazz Festival, Jazz Middelheim, Gaume Jazz Festival, Jazz Brugge en Leuven Jazz).

Aangezien er in wezen werd terug gegaan naar de oorspronkelijke roots van het Flagey-fort., is deze digitale transformatie ironisch genoeg zelfs niet eens zo’n grote futuristische stap dan men zou aannemen, Toen in 1933 een wedstrijd werd uitgereikt (met Victorart Nouveau’ Horta in de jury) vanwege het feit dat er sinds de oprichting van het vroegere, nogal klef klinkende, Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (NIR) dringend nood was aan een modern omroepgebouw, sleepte de Belgische architect Joseph Diongre die eer binnen met diens – voor zijn tijd – ultramodern ontwerp voor de in de volksmond zogenaamde pakketboot. De architecturale innovatie die Diongre hier aan de man bracht was dan ook ongezien – of beter ongehoord – en resulteerde in één van de eerste omroepgebouwen in Europa. Hoewel het gebouw op het eerste zicht nogal sober oogt, werd er aan de binnenkant enorme aandacht besteed aan de juiste materialen die ten dienste stonden aan de strengste eisen op akoestisch en technisch vlak, en aan de algehele afwerking die zelfs tot aangepast meubilair leidde.

Bovendien kreeg het publiek evenzo een volwaardige plaats in de architecturale uitwerking van deze heuse geluidsfabriek – mede door Philippe Samyn’s grondige renovatie van de befaamde Studio 4 (eind jaren negentig) – die reeds vanaf zijn inhuldiging wereldfaam genoot. In eerste instantie ontworpen voor radio en muzikale creatie in optimale akoestische omstandigheden, sloop sinds 1953 ook de televisie binnen en die ging gepaard met een enorm brede bereikbaarheid. Meer dan drie decennia stond de gedeeltelijk geklasseerde pakketboot garant als de audiovisuele bakermat bij uitstek. Sinds het vertrek van de eigenaars verkreeg het gebouw zelfs nog een extra dimensie vanwege verschillende culturele instellingen er hun intrek in namen.

Bel Jazz Fest

Zoals U weet is er niets zo blijvend als tijdelijke maatregelen en zal dit platform ook na het festival blijven fungeren om de diverse jazzscene in binnen- en buitenland te blijven promoten.

Er bestonden al verschillende online festivals, maar zoals eerder besproken kwam met Roadburn Redux festival de lat van online festival beleving ineens wel een heel aantal treden hoger te liggen. Bij terugblik op Bel Jazz Fest lijkt dit model om vanuit weliswaar zes verschillende locaties met superieure kwaliteit live concerten op te nemen en vervolgens te streamen zodat de kijker vanuit zijn luie zetel steeds van podia kan switchen – en indien gewild van de chatroom gebruik kan maken – een dappere maar ondertussen reeds beetje achterhaalde poging om deze verplichte passieve beleving om te buigen naar een positief gegeven. Hoe vreemd het ook blijft om voor een lege zaal te spelen, aan de muzikanten zal het niet gelegen hebben. Sterker: er traden zelfs ongeziene muzikale versmeltingen die speciaal voor het festival in het leven werden geroepen.

Op het menu niet minder dan 24 concerten van De Beren Gieren, An Pierlé Quartet, Nordmann, Jean-Paul Estiévenart Quartet, Bram De Looze, Compro Oro, Esinam, DJ AliA, Tuur Florizoone, SCHNTZL, Mâäk Quintet, Antoine Pierre Urbex Electric, Kurt Van Herck Trio, The Brums, Manuel Hermia Trio, Anneleen Boehme, Eve Beuvens, Casimir Liberski Trio, Lubiana, Commander Spoon, Karen Willems, Glass Museum, Nabou en Bert Cools, waarvan hieronder alvast een greep onder de loep wordt gehouden in een nieuwe:  

Svn’s Essential Nine…

An Pierlé Quartet – Toots Stage

I know, in Japan is het ondertussen mogelijk om met een hologram te trouwen dus we zijn misschien nog veraf, maar als eerste heus digitaal festival nam Bel Jazz Fest alvast het voortouw betreffende eerder aangehaalde samensmeltingen en laat het An Pierlé Quartet de aftrap van dit voorlopig onwaarschijnlijke festival voor hun rekening nemen, namelijk als legering van An Pierlé en het spraakmakende SCHNTZL. Sinds haar debuut ‘Mud Stories’ (1999) leerden we het uit Deurne komende meisje-op-de-bal-achter-de-piano kennen als een volbloed zangeres die zich niets in de weg liet leggen om de top te bereiken. In het verleden werd An wel eens de Kate Bush of Björk van de Lage Landen genoemd, maar ditmaal viel het op dat bijwijlen een fleem Diamanda Galás stiekem om de hoek kwam loeren.

Koen Gisen kennen we voornamelijk als producer van verschillende Belgische parels, maar voor deze gelegenheid heeft hij zijn saxofoon terug opgeblonken om zijn soms benevelde, vaak zweverige, dan weer zwoele riet-koperklank te laten doorschemeren in de waas van een onwezenlijk lege concertzaal.

Vroegere jeugdhuiscollega’s herinneren zich ongetwijfeld ’t Dworp, maar wie had kunnen raden dat één van die snel stijgende huiskamer-bands hun klinkers aldaar van zich hebben afgeschud? Pianist Hendrik Lasure en drummer Casper Van De Velde vormen samen het duo SCHNTZL dat sinds hun titelloze debuut uit 2016 de nodige indruk heeft achtergelaten op podia overal ten velde. Het contrast met het ingehouden maar immer speelse spel van de SCHNTZL boys, bleek het ideale wapen om dat eerste, zeer onwennige, halfuur te doorkruisen. En wel op een verrassende manier, want de voelbare knipogen naar pakweg een elektronisch geladen Go Go Penguin die gecombineerd werden met de nodige flarden minimalisme en neoklassiek en uiteindelijk werden afgekruid met humor en vertelkracht zodat hun spanwijdte steeds uitgestrekter aanvoelde, mistten hun effect niet. Als virtuele bezoeker was het echter nog je plek vinden in deze samen-beleving-en-toch-niet, maar achteraf bekeken mag deze opener gerust als één van de verrassingen van het gehele festival beschouwd worden. Aangezien een livestream de aanwezigen zichtbaar maakt, kon er afgelezen worden dat zijn piekmoment 687 virtuele bezoekers kende.  

An Pierlé (zang, piano, trompet), Hendrik Lasure (synths, loops), Koen Gisen (basklarinet, saxofoon, gitaar), Casper Van De Velde (drums)

Bert Cools – Django Stage

Met vlag en wimpel was gitarist Bert Cools erin geslaagd om zijn experimentele werkethiek – die ergens zweeft tussen vrije improvisatie en elektronisch geknisper – tot op het bot te vieren.

Het was de verdekt op het dak van het Flageygebouw opgestelde sound-wizard zelfs zo goed gelukt, dat de eer om een veronderstelde vlotte livestream live te saboteren hem als eerste te beurt viel. Op dat eigenste moment was het onmogelijk na te gaan of er nog andere mensen met hetzelfde probleem kampten, maar afgaande op de nogal paniekerige reacties in de beschikbaar gestelde chatroom, mag verondersteld worden dat er voorlopig geen Bert op het gewenste uur paraat bleek te staan. Uiteraard zonde, want dat sterkte het nog aanwezige unheimlich gevoel om livemuziek op je eentje/samen voor je laptop te beleven. (De organisatie had wel heruitzendingen tot een week na het festival ingepland, maar indien er op het geprogrammeerde uur niets werd uitgezonden, kon er ook moeilijk iets terug bekeken worden. Gelukkig volgde er snel een bericht dat er daags nadien in de voormiddag een extra broadcast werd voorzien.) O jolijt, want achteraf bekeken bleek Bert één van de wondermooie kleppers van het festival te zijn die er moeiteloos in slaagde om gelijktijdig te doen mijmeren, alsook diezelfde gedachtegang te zalven. U kent Bert misschien van het met zijn broer Stijn opgerichte Granvat: een artistiek platform waar eigen en nieuwe bands, artiesten, projecten en creaties een geëngageerd huis kunnen vinden. Of misschien wel van het feeërieke Deense Efterklang waar hij recent mee aanschoof aan de muzikale dis.

Bert neemt U mee in zijn klankenwereld waar elfjes de massage-honing in uw oortjes laten druppelen en waar na het verorberen van verschillende innovatieve klank-aperitiefjes het gewoon pijn doet om terug huiswaarts te keren. Golvend op een afgebakend geluidsriviertje is de kano-Bert talloze keren voorbijgevaren om telkens opnieuw op een andere koers uit te deinen via alweer een nieuwe waterrimpel. Simpel heerlijk golvend in het diepe, om zo zalig dromend in vervoering te geraken van allerlei miniatuur-geluidsprikkeltjes… Om de woorden van de recent overleden Dominique Vandewalle levend te houden: zo mooi…

Bert Cools (gitaar, elektronica)

Cinema Paradiso – Django Stage

Hoogst waarschijnlijk doet de naam Paul Motian niet onmiddellijk een belletje rinkelen. Op zich is dat niet zo verwonderlijk, want behalve voor de mensen uit het vak, was hij een spreekwoordelijk wiel in een groter raderwerk. Hetzij een zeer voornaam wiel, want in eerste instantie als slagwerker heeft Motian in zijn leven wel een zeer indrukkend palmares bijeen gedrumd. Er kunnen namelijk niet veel jazz-drummers terugblikken op een tijd bij klasbakken zoals onder meer Thelonious Monk, Keith Jarrett, Don Cherry of Charlie Haden.

Alsof er geen dag was voorbijgegaan kwamen saxofonist Kurt Van Herck en drummer/percussionist Eric Thielemans na 25 jaar terug samen en besloten – ontleend aan de grote Ennio Morricone zijn score voor de gelijknamige Italiaanse film uit 1988 – het trio Cinema Paradiso op te richten. Beide bezielers hebben hun sporen reeds op talloze manieren verdiend in te veel om op te noemen projecten, maar in verhouding tot deze twee veteranen was de toevoeging van Kurt’s oud-student Willem Heylen op zijn minst wel verwonderlijk. Maar kijk, of beter onderga, wat een hemels resultaat deze drie musketiers gezamenlijk teweeg brengen. Paul mag op zijn beide oren slapen: zijn erfenis is meer dan safe. Sterker: de beluistering van ‘Volume 1’ inspireerde bij leven Motian’s bloedbroeder Bill Frisell en bewoog hem op zijn beurt om hetgeen wat we allemaal voelen in ons DNA gevat samen te ballen.

‘It was wonderful listening to this beautiful music.

A reminder. Music is the most extraordinary force. Connecting us, bringing us together across time, space, past, present, future, here, there, centuries, continents.

I’ve spent much time with Paul Motian’s music. It was a joy to hear these new versions of the songs I know so well and love so much.

I know Paul would be happy.

Music.

It never stops blowing my mind.

We can always count on it.

One note leads to the next. One song leads to the next. Music will always tell us where to go and what to do.

Music gives us hope.

It never stops. Keeps going, Music will never let us down.

Music is good.’, Bil Frisell.

Kurt Van Herck (saxofoon), Eric Thielemans (drums, percussie), Willem Heylen (gitaar)

Compro Oro – Toots Stage

Zoals de bandnaam al doet vermoeden fladdert er een uitgesproken latino-feel doorheen dit Gentse combo. Zoals vroegere passages op bijvoorbeeld Gent Jazz al lieten blijken, is het voelbaar niet de bedoeling om te willen klinken als pakweg een stel overjaarse Cubanen die hun uitzichtloze armoede staan weg te spelen op een willekeurige straathoek in Havana. Met alle respect voor alle duidelijkheid, maar in tegendeel bewijst Compro Oro eens te meer dat in de schoot van de oneindige jazz-waaier werkelijk alle uithoeken te verenigen zijn.

Een keur aan onweerstaanbare afro-latino-ritmes in combinatie met bezwerende tonen uit het Midden-Oosten, die overgoten met een jankende Mexicaanse Carlos S(aus) zodanig psychedelisch aanvoelt dat een in de rubriek Re-Connecting The Dots Revisited #6 bejubelde Marc Ribot er zou van likkebaarden. Voeg daar nog de alomtegenwoordige junglegeluiden aan toe die visueel versterkt worden door een drummer met een mondmasker in een lege zaal en dat resulteert in niets minder dan een aanslag op de heupen die een één-benige kan doen dansen. Wat de anomalie sterkt is het gebruik van Wim Segers zijn vibrafoon, een eerder zeldzaam gebruikt instrument in de latino-wereld. Er zijn natuurlijk jazzvirtuozen als Lionel Hampton, Bobby Hutcherson, Milt Jackson, Roy Ayers, de weergaloze Dave Pike, Chicago’s rising star Joel Ross. Zelfs in de lage landen heeft de Luxemburgse grootmeester Pascal Schumacher in het verleden nog een duo gevormd met onze eigen pianist Jef Neve. In de afro-latino rangen ben je echter met de godfather of de Ethio-jazz van de in de rubriek Saorstát #18 aangekondigde Mulate Astatke, Tito Puento of de overigens op 24 maart jongstleden als eerste aan COVID-19 overleden superster Manu Dibango, al snel uitgeteld. Oeps, dat was zonder rekening te houden met de geheel niet-latino Cal Tjader, die Wim Segers zelf vaak als held aanhaalt. Kortom, met Compro Oro als reisleider belandt U op plekken waar U anders nooit zou passeren en dat allemaal zonder één voet buiten te moeten zetten. Zeg nu zelf, als dat geen luxe is…

Wim Segers (vibrafoon, marimba, synth, glockenspiel, percussie), Bart Vervaeck (gitaar, pedal steel, oud, banjo), Matthias Debusschere (bas, elektrische ukulele), Falk Schrauwen (kalimba, congas, percussie), Frederik Van den Berghe (drums)

Esinam – Django Stage

Als we al eens mogen praten van een vreemde eend in de bijt, dan maakt de gewezen one-woman-band Esinam zeker aanspraak op deze titel. Niet alleen doet haar verschijning het vermoeden rijzen dat ze model heeft gelopen op één of ander excentriek Jean-Paul Gaultier defilé, maar doordat de Brusselse multi-instrumentaliste er daar bovenop niet vies van is om allerhande elektronische apparatuur te gebruiken ter ondersteuning van zowel traditionele als moderne instrumenten, mag ze wat ons betreft zo toetreden tot de zogenaamde Jizz-wailers. (U weet wel, die zwoele, upbeat, opzwepende, contemporary space-jazz waar Jabba The Hutt zo tuk op is.) 

Zoals ze verleden zomer al op Gent Jazz bewees, blijft haar hoofdinstrumentarium evenwel gevormd uit Afrikaans getinte zanglijnen, dwarsfluit en percussie, maar dan aangemeten in een futuristisch jasje dat zowel verwondert als weet te triggeren. Esinam kleurt haar niet-toeristische wandelwegen met vers gecreëerde toetsen eigenzinnigheid en dankzij die tegendraadsheid overstijgt haar muziek zowel muzikale, culturele maar vooral ook geografische grenzen. Afrika in 2222… Bring it on

Esinam Dogbatse (zang, dwarsfluit, keyboards, percussie, elektronica)

Glass Museum – Toots Stage

Het lijkt wel of er een nieuwe maatstaf heerst in de jazzwereld: muzikanten ouder dan 25 jaar kunnen zich de moeite besparen. Natuurlijk niet echt, maar het valt wel op dat er once again een heuse nouvelle vague is opgerezen waarvan het merendeel nog maar net op tram twee lijkt gesprongen te zijn. Vergis U echter niet, want tevens lijkt diezelfde maatstaf in te houden: hoe groener achter de oren, hoe virtuozer de muzikanten. Neem nu Glass Museum, bestaande uit Antoine Flipo op keyboard en Martin Grégoire op drums, die naar eigen zeggen The ultimate modern marriage between pure traditional jazz, orchestral arrangements and the mathematics of electronic music ambiëren. Gezien hun jonge leeftijd lijkt dat op het eerste gehoor nogal een mondvol, maar wat als ze het nog waarmaken ook? Waarschijnlijk dankt onze angry young teen generatie zijn fantasie over sprookjeseilanden als IJsland sinds mid 1980 aan The Sugarcubes, toen nog met de kleurrijke frontvrouw Björk (voluit Guðmundsdóttir), maar dat neemt niet weg dat die mysterieuze hoofdstad ook bij de jonge wolven blijkbaar tot de verbeelding spreekt.

Pal middenin de strijd tegen Corona kwam namelijk Glass Museum’s tweede worp op Sdban Records uit en werd toepasselijk ‘Reykjavik’ (2020) genoemd. Dit album ademt dan ook alles uit wat waar dit magische eiland altijd al voor gestaan heeft: een stuk rots in de zee, behept onder een waaier van cinematografische nevel, dromerige klanken en een onheilspellende verbondenheid met de ongerepte natuur. Kortom, mysterie troef en die kaart wordt subliem uitgespeeld. Het Brusselse duo lijkt het er zich uitermate van bewust te zijn dat elke gespeelde noot naar een nieuwe lijkt te vragen. Het is onwaarschijnlijk om bij zulk een jonge garde in enerzijds het pianospel de invloed alla Satie of zelfs Rachmaninov te ontwaren, terwijl het minimalisme kaliber Reich, Riley of La Monte Young nooit ver weg lijkt te zijn. Anderzijds lijkt Martin zijn drums op haast mathematische wijze te bespelen, wat met de neoklassieke omkadering voor een meer dan intrigerend allegaartje zorgt.  

Antoine Flipo (synth), Martin Grégoire (drums)

Lubiana – Django Stage

Iets wat ik niet onmiddellijk had verwacht van een voormalige ‘The Voice Belgique’ kandidate, maar het moet gezegd: iemand die me bijzonder heeft weten grijpen is de 26-jarige Lubiana en wel voor verschillende factoren. Zeg nu zelf, hoe vaak kan men stellen dat iemand die je dochter zou kunnen zijn dezelfde introductie into jazz deelt? Hoewel Lubiana haar eigengemaakte versie van Nina Simone haar welbekende ‘Love Me or Leave Me’ hier speelde op haar zo begeerde kora, bewoog namelijk ergens rond die leeftijdscategorie mijn toenmalige vriendin me meermaals tot tranen toen ook zij haar eigen interpretatie live bracht. Naast dat de ravissante verschijning die haar majestueuze kruising tussen luit en harp bespeelt alsof ze sterren uit de hemel plukt een streling is voor zowel het oog als oor, is het bovenal haar innerlijke overgave die muren doet smelten.

Het is voor ons allen een eeuwigheid geleden dat er nog live concerten konden worden beleefd, maar het lijkt nog langer geleden dat gemengde roots in dienst geplaatst van haar talent, resulteerde in zo’n openlijke breekbaarheid die op zulke fragiele manier live gedeeld wordt.  ‘I can’t see you, but I can feel you,’ zegt de Belgo-Kameroense zangeres in de helft van deze haast onwezenlijke opstelling, en dat is exact wat zij ook retourneert aan de luisteraar/viewer. (Althans sprekende voor mezelf, want nogmaals blijft het een bizar zijeffect dat je muziek wel-maar-toch-niet samen ondergaat.) Het gevaar indachtig te vervallen in een In de Gloria-sketch waar het team van Hallo Televisie die arme Gilbert De Leeuw uit Roeselare op de rooster legde om zijn wild zwart jungle-verleden te achterhalen (terwijl in werkelijkheid zijn blanke vrouw de grote passie voor Afrika koestert), leert mijn eigen ervaring dat Afrikanen van nature uit een enorm natuurlijk muzikaal gevoel bezitten. Niet voor niets staat (West-)Afrika in zowat alle kunsthistorische annalen geboekstaafd als de bakermat van de muziek, en als ik dat zelf bij iemand heb mogen ondervinden is het wel bij onder meer – de overigens vanwege een voogdij-kwestie recent in Parijs in de gevangenis gegooide en momenteel in hongerstaking getreden – muzikante Rokia Traoré. Hoewel deze award-winning Malinese zangeres zelf beweert geen rasechte griot te zijn, blijft die uitgesproken invloed enorm voelbaar. Het had evenzo haar dochter kunnen zijn, maar omdat Kameroen nu eenmaal dichter bij West-Afrika aansluit dan pakweg Mont-Saint-Guibert, put ook Lubiana uit die eeuwenoude orale overlevering van rondreizende muzikanten, dichters en traditionele storytellers van West-Afrika. Gaandeweg ontvouwde Lubiana haar belevenis dat dit van oudsher griot-instrument haar redding is geweest in een tijd waar ze al dwalend en verloren lopende in het leven op een teken van het universum hoopte. De verluchting naar een aardse bestemming kwam er in de vorm van een droom die alle opgebouwde onzekerheden deed oplossen en al snel leerde zij grootmeester Toumani Diabaté kennen. Lubiana verwijst ook naar Soundiata Mandé, de stichter van het grote Mandingo rijk, want de oorsprong van het instrument gaat helemaal terug tot 1300.

Lubiana verhaalt zo aandoenlijk dat de kora een instrument is dat volgens de legende oorspronkelijk door een vrouwelijke djinni werd bespeeld. Op een gegeven moment hoorde een ronddwalende soldaat haar geluid door het woud en werd zodanig verliefd op die lieflijke klanken dat hij besloot op een nacht de kora te stelen om mee naar zijn dorp te nemen. Sindsdien is de djinni zoekende naar de ware om zich terug compleet te voelen. Hoewel onbewust van het bestaan van de kora, zag Lubiana zichzelf in haar droom met een mysterieuze harp en instant wist ze dat dit haar baby zou worden. Daar bovenop was dit optreden een aanrijking van selflove, dat volgens de zangeres een zwaar onderschat fenomeen is voor vrouwen. Relatief recent werd dit nog eens extra bevestigd door middel van een langeafstand gesprek met een Amerikaanse vriendin die momenteel de obstakels van ons zogenoemde self-love integrity aan het overwinnen is. Zelfliefde is moeilijker te vinden dan algemeen wordt aangenomen, maar Lubiana heeft duidelijk begrepen dat het accepteren van jezelf de sleutel tot alles is. Doordat ze zichzelf blokkeerde in zovele dingen, besefte ze dat ze uit haar comfortzone moest breken, omdat haar omgeving alsmaar meer haar echte zelf trachtte te ondermijnen. She wanted te break free, met vele reizen als start om figuurlijk, alsook letterlijk hier het concert in schoonheid te eindigen met haar kora interpretatie van ‘Let It Be’.

Lubiana (zang, kora)

The Brums – Toots Stage

Dat punk altijd al in Luik heeft geleefd, weet ondertussen zelfs Steve Albini te beamen, die zich gezwind achter de knoppen plaatste om verschillende albums van Cocaine Piss te producen. Maar wat als uit diezelfde geografische stal een zootje ongeregeld samen begint te hokken dat voornamelijk BRass & drUMS hoog in het vaandel draagt? Entrada The Brums! Het is duidelijk dat dit viertal hun oren gespitst hielden als STUFF. voor het eerst uit hun jazz-kast kroop, maar zonder een klakkeloze copycat te zijn bleek dit uit de hand gelopen halfuurtje te exploderen in een waar bommetje earcandy. U weet het of net niet, maar één van de ware kicks om op een podium te staan is je te voeden aan de energie die loskomt bij het publiek, maar indien een band zelfs zonder publiek je laptop haast doet uiteenspatten door hun eigen spelplezier, dan mag – om het in de woorden van Electrix Six te stellen – men spreken van Danger Danger, High Voltage!

Voor de hexakosioihexekontahexafobie lijders onder ons zitten we gelukkig in Luik en niet in Gent, waar het aantal corona-lijders effectief 666 besmettingen beslaat, maar langs de andere kant kan het geen toeval zijn dat de meter der festival-aanwezigen op één van de hoogtepunten eveneens ter indicatie 666 aangaf. (Per slot van rekening werd één van de essentiële rietblazers, de saxofoon, tijdens het interbellum door zowel Stalin, het Vaticaan maar meest van al nog door Hitler’s NSDAP tot ‘Entartete Kunst’ gedenigreerd.) Goed dat de tijden ietwat versoepeld zijn, want voeg hier nog een constant rond zijn as draaiende trombone en ontaarde keyboards in combinatie met een onophoudelijke stroom complexe ritmes aan toe en dat extended halfuurtje ontvlamde in een losse vingerknip tot muzikale onzedelijkheid. In normale tijden zouden The Brums tijdens de komende zomer een van de podia van het Dour-festival in brand steken, maar vooralsnog werd de tijd even vacuüm getrokken via deze weg. Opererend vanuit La Zone Luik Records durf ik te voorspellen dat eenmaal de coronawegen voorgoed geplaveid zijn, The Brums het nodige stof zullen doen opwaaien. Zelfs aan onze Vlaamse kant, vanwege te intensief om links te laten liggen! Check ook de door Antoine Pasleru, Nicolas Hubert en Anne-Sophie Cayon prachtig geanimeerde videoclip, die zo in de annalen der manga’s kan opgenomen worden.

Alain Deval (drums, elektronica), Adrien Lambinet (trombone, FX), Antoine Dawans (trompet, synths), Clément Dechambre (saxofoon, synths)

Urbex – Toots Stage

Zoals al eerder aangehaald, leeft in de door Henri Carton de Wiart zogenoemde La Cité Ardente – uit diens gelijknamige historische roman uit 1904 – jazz, net als punk, een vurig leven in Luik. Potentiële marktkramers te buiten gelaten blijft het overigens verbazingwekkend dat ook anno 2020 deze provinciehoofdstad zich voor de gemiddelde Vlaming nog steeds in staat van een soort van onontgonnen gebied bevindt, maar waar mede door de muzikale ontwikkelingen van de laatste jaren stilaan een merkbare verschuiving valt waar te nemen.

Een van die muzikale vandaaldragers is zonder twijfel Luikenaar Antoine Pierre, die zich met de vingers in de neus een weg naar de top wist te drummen. Zo is het niet geheel toevallig dat op deze affiche de rangen van Jean-Paul Estiévenart Trio – zeg maar de drummer zijn leerschool – zullen versterkt worden door Antoine en vice versa. Van hieruit groeide de slagwerker namelijk door naar het Toine Thys Trio en dat was de naar New York verkaste kempenaar Robin Verheyen en Tom Barman ook niet ontgaan. Next project: het gesmaakte TaxiWars, dat uiteraard Antoine ten goede kwam aan de Vlaamse zijde en ver daarbuiten. Eerder dit jaar wist zijn eigen project Urbex al te verrassen op Brussels Jazz Festival, maar wat hij hier met medewerking van voornoemde Estiévenart, Bert Cools en niet te vergeten de jonge pianovirtuoos Bram De Looze uit het ruim genomen gereserveerde halfuurtje wist te halen, bleek op zijn zachtst gezegd prikkelende materie. Misschien iets minder groezelig dan bijvoorbeeld TaxiWars, maar die beklijvende neo-noir-achtige grootstadsjazz atmos kruipt gewoon onder het vel en beïnvloedt het gehele ademhalingsstelsel. Gaande van heel open en ruim, om het volgende moment recht in de krochten van Luik te duiken, kreeg de virtuele bezoeker een waaier aan indrukken en emoties over zich heen. Smooth versus knisperend, fragiel versus opengeslagen, geparfumeerd versus riool, ingetogen versus vulkanisch… en net dat wispelturig karakter maakt Urbex wat het is. In plaats van tegenstellingen te ontlopen of te vermijden worden ze omarmd en dat blijkt er als coherent geheel sterker uit te komen. Grote klasse!!

Antoine Pierre (drums), Jean-Paul Estiévenart (trompet), Bert Cools (gitaar, elektronica), Bram De Looze (piano), Félix Zurstrassen (basgitaar), Frédéric Malempré (percussie)

Momenteel loopt er nog even een online concertreeks, maar alle verdere info op:

jazz.be

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: